TU/e en Brainport willen technologieprogramma’s voor grote bedrijven
De Brainport-roadmaps, binnen de TU/e onder begeleiding van Clément Goossens en Gérôme Friesen, moeten zorgen voor meer kennis over de uitdagingen bij grote bedrijven en programma’s bieden om hen regio-breed te helpen. Het is echter geen filantropie en het mes snijdt aan twee kanten. Voor de programma’s wordt betaald en op termijn is het aantrekken van een hoogleraar die aansluit op de interessegebieden van de bedrijven natuurlijk interessant voor de TU/e.
Clément Goossens, manager industrie en overheidsrelaties, en Gérôme Friesen, manager strategic industry alliances, houden zich binnen de TU/e bezig met de relaties tussen de TU/e en grote bedrijven die eindproducten maken met subsystemen van kleinere bedrijven, de zogenoemde OEMs. De titel ‘roadmap’ moeten we niet te letterlijk nemen. “Het zijn geen vastliggende tijdsplanningen, maar het is meer een verzamelnaam voor langdurige samenwerkingen tussen de TU/e en het bedrijfsleven, een van de doelen uit de Brainport meerjarenagenda”, zegt Friesen.
“In de Brainport roadmaps wordt geïnventariseerd waar het bedrijfsleven behoefte aan heeft en dan wordt er vooral gekeken naar de gemene deler in de regio. Zijn er topics waar meerdere bedrijven en/of sectoren tegenaan lopen? Als dat zo is, gaat die informatie terug naar Brainport Development en wordt er een regio-breed programma ontwikkeld waar al die bedrijven vervolgens aan kunnen deelnemen. Bijvoorbeeld een kennisprogramma op het gebied van AI, nu men merkt dat in veel bedrijven de medewerkers daar nog onvoldoende kennis van hebben. Die roadmaps zijn geen filantropie: de gesprekken zijn vrijblijvend maar voor deelname door medewerkers aan een programma zoals hierboven genoemd, moeten de bedrijven gewoon betalen. Maar de bedrijven waarderen de gesprekken en de resultaten hiervan zeker”, weet Friesen.
Onderzoeksbudget ophalen uit de markt
Het is belangrijk om partnerships te hebben, weet Friesen. “Dat zijn in het geval van de TU/e vooral multinationals zoals ASML, Royal Philips en Signify. Maar ook KPN zit aan tafel. We kijken samen met hen wat de belangrijkste onderwerpen zijn waar wij bij kunnen helpen. Niet enkel op het gebied van onderzoek, maar ook bij onderwijs en valorisatie. Bijvoorbeeld door het opzetten van een ecosysteem voor spinoffs en startups of het aantrekken van nieuw talent. Als we merken dat een bepaald thema bij veel bedrijven speelt, kunnen we kijken of we op dat gebied een hoogleraar kunnen aantrekken. De eerste gedachte is daarbij niet het binnenhalen van meer subsidies, al speelt geld natuurlijk wel een rol. En als wij een hoogleraar hebben die veel weet van de uitdagingen van de bedrijven hier, kan dat helpen bij de bekostiging van onderzoek. Want de staat betaalt nou eenmaal niet alles en zegt ‘haal een deel maar op uit de markt’.”
Van AI tot system engineering
Welke problemen er per bedrijf spelen, wil Friesen niet zeggen omdat dat concurrentiegevoelige informatie is, “maar iets dat bij vele bedrijven speelt, is bijvoorbeeld het tekort aan mensen met verstand van AI, specifiek over augmented reality. En de transitie van hardware naar software gedreven innovaties, waardoor hightech bedrijven meer behoefte hebben aan ingenieurs met verstand van ICT en AI. En natuurlijk hebben alle bedrijven ook meer nieuw personeel nodig, maar dat is er niet zomaar, dus we scholen ook mensen om of bij, zodat ze meer kennis krijgen. Want bestaand personeel om- of bijscholen heeft als voordeel dat zij het product van het bedrijf al kennen.” Dat is de TU/e nu ook aan het vormgeven met een opleidingsmodule vanuit EAISI.
En het mkb dan?
De grote bedrijven krijgen een duidelijke ingang, maar hoe zit dat met het mkb, een van de speerpunten uit de Brainport meerjarenagenda? Die groep komt hier niet aan bod? Friesen nuanceert dit: “Kleinere bedrijven hebben een andere dynamiek, daar is men meer bezig met salaris aan het eind van de maand te kunnen uitbetalen, de kortere termijn. Wij spreken met mensen van Research & Development en bij kleinere bedrijven heb je die functies in veel mindere mate. Maar grotere bedrijven hebben ook interesse in de kleinere. ASML bijvoorbeeld heeft die kleinere nodig als toeleverancier en heeft er ook baat bij zijn kennis over te brengen naar de kleinere bedrijven. En de TU/e heeft voor die kleinere bedrijven juist weer andere initiatieven, zoals innovation Space waar het mkb gewoon een opdracht kan indienen die in zes weken wordt uitgezocht door onze studenten. En ook bij Eindhoven Engine is laagdrempelig samenwerken voor hen goed mogelijk.” Goossens: “Het heeft ook te maken met de structuur in de regio hier: er zitten veel multinationals en daar zit 99% van ons onderzoeksbudget.”
Google naar Eindhoven
Friesen: "In mijn functie onderhoud ik relaties, en natuurlijk vind ik het leuk om over onderzoek te praten, maar het zien van de interesse van bedrijven in ons onderwijs en de programma’s die daaruit voortkomen, zoals het hybrid teaching en coaching van studenten vanuit bijvoorbeeld ASML, is ook heel fijn. En die interesse in onze studenten is valide: dat zijn de toekomstige medewerkers.” Goossens voegt daar nog aan toe: “Ik zie het voor me dat in de toekomst regionaal talent nog meer naar voren geschoven zal worden als prioriteit.” Friesen weet dat de TU/e niet al het personeel kan leveren voor de regio, “maar het zou mooi zijn als bedrijven zeggen ‘onze beste medewerkers komen van de TU/e'. Dan weet je dat je programma’s goed zijn.”
Als de heren kijken naar de huidige samenwerkingen en welke partners ze graag in de toekomst nog zouden toevoegen op de roadmapslijst, zouden die in de softwaretak zitten. “Bijvoorbeeld Google of IBM. Die passen in de hardware-naar-software trend waar bedrijven hier behoeften aan hebben. Natuurlijk kun je internationaal samenwerken, maar het zou mooi zijn als je die bedrijven ook naar deze regio zou kunnen halen”, besluit Friesen.
Discussie