Analyse: voor wie springt de cao-universiteiten op de bres?

In de nieuwe cao voor de universiteiten is het terugdringen van tijdelijke contracten een belangrijk onderwerp. Daar profiteren vooral universitair docenten van. Postdocs hebben het nakijken – en dat zou niet hoeven.

door
foto Light and Dark Studio / Shutterstock

De nieuwe afspraken over vaste banen aan de universiteiten wijzen volgens vakbond FNV op een “omslag in de cultuur”. De universitaire werkgevers zelf spreken van “een mooie stap”.

Maar er kwam al snel kritiek, want wie krijgen er dan vaste contracten? De afspraken zijn gemaakt voor hoogleraren, universitair hoofddocenten, universitair docenten en ondersteunend personeel. Overige docenten en onderzoekers vallen buiten de boot.

Van alle hoogleraren heeft 8 procent een tijdelijke aanstelling, net als 5 procent van de UHD’s. Dat is een bijzonder laag percentage. Voor hen zijn deze afspraken eigenlijk niet bedoeld.

De nieuwe cao richt zich vooral op universitair docenten, van wie vijf jaar geleden meer dan dertig procent een tijdelijk contract had en nu nog maar 26 procent. Die dalende lijn willen de vakbonden doorzetten.

Dus spreken ze bijvoorbeeld af: wie een Vidi-beurs van NWO bemachtigt, moet voortaan een vaste aanstelling krijgen. Dat is vooral voor UD’s van belang, want een Vidi is bedoeld voor de meer ervaren onderzoekers.

Maar hoe zit het met overige docenten en wetenschappers? “We konden inderdaad voor hen niet dezelfde dingen doen”, zegt werkgeversorganisatie VSNU tegen de Volkskrant. Pas als er extra geld komt – de universiteiten willen 1,1 miljard euro per jaar erbij – zou dat kunnen veranderen.

Maar waarom zijn de verschillen tussen universiteiten dan zo enorm? In Delft hebben universitair docenten vrijwel allemaal een vaste baan, aan de Erasmus Universiteiten Rotterdam werkt 57 procent op een tijdelijk contract. Dan kun je de overheidsfinanciering niet als excuus gebruiken.

Zulke verschillen zijn er ook voor de postdocs en overige docenten. Aan de Universiteit van Amsterdam heeft ‘slechts’ 59 procent van deze groep een tijdelijk contract, maar aan de Universiteit Utrecht is dat 90 procent.

Dan zit daar beleid achter. Misschien zijn er goede redenen voor dat beleid, maar het heeft in elk geval weinig te maken met de 1,1 miljard euro die de universiteiten wel of niet gaan krijgen van het volgende kabinet.

Sterker nog, in de huidige cao staat bijvoorbeeld over postdocs: “Dit zijn functies die naar hun aard het gebruik van dienstverbanden voor bepaalde tijd rechtvaardigen.” Daar verandert niets aan. Zij mogen nog steeds een vierjarig contract krijgen, en daarna kan eventueel een ‘geclausuleerd’ dienstverband worden aangeboden waarin de postdoc afhankelijk blijft van tijdelijk geld.

‘Vast’ wordt in de nieuwe cao overigens iets minder vast. De ontslagbeschermingstermijn bij reorganisaties wordt verkort van tien maanden naar drie maanden in 2025, waar de normale opzegtermijn van drie of vier maanden bovenop komt.

De vakbonden en werkgevers leggen het onderhandelaarsakkoord nu voor aan hun achterbannen. Voor 1 augustus moet duidelijk zijn of zij ermee instemmen.

Deel dit artikel