Gelijke kansen? Honorsprogramma’s zijn goed bezig, meent minister
Studenten maken minder kans op selectie voor honorsprogramma’s in hbo en wo als hun ouders lager opgeleid zijn. Dat vindt minister Ingrid van Engelshoven jammer, maar ze kan er weinig aan doen. Cursor vroeg aan hoogleraar Mark Bentum, sinds een half jaar dean van de Honors Academy van de TU/e, of de uitkomst hem heeft verbaasd.
Voor honorsprogramma’s worden studenten met hogere cijfers en een kritisch denkvermogen geselecteerd, blijkt uit Nijmeegs onderzoek onder duizend studenten van drie universiteiten (Nijmegen, Maastricht en Twente) en twee hogescholen (HAN en Hanzehogeschool). En dat is ook de bedoeling. Maar de onderzoekers zagen nog iets: studenten met lager opgeleide ouders worden minder vaak toegelaten tot die programma’s. Ook een lager gezinsinkomen verlaagt de kans op selectie.
Bijbaantjes
Er is dus geen sprake van gelijke kansen. Zelfs als ze eenmaal zijn toegelaten tot de excellentieprogramma’s, speelt de portemonnee van de student een rol: bijbaantjes maken het moeilijker om de programma’s te doorlopen.
Cursor vroeg aan Mark Bentum, sinds juli 2020 dean van de Honors Academy van de TU/e, of hij verbaasd is over de uitkomst van dit onderzoek. "Ik heb over dit onderzoek gehoord, maar het nog niet gelezen. In Eindhoven hebben we hier nooit onderzoek naar uitgevoerd en het streven van de Honors Academy is om zo inclusief mogelijk te zijn. Dus ongeacht de achtergrond van een student, en of het nu een Nederlandse of internationale student is; iedereen kan aan onze honorsprogramma's deelnemen. Wie de aannameprocedure met goed gevolg heeft afgerond, is welkom."
Van Bentum zou zich wel kunnen voorstellen dat hoger opgeleide ouders hun kinderen meer pushen om het optimale uit hun studietijd te halen. "Dit, omdat ze zelf gestudeerd hebben, een ervaring die natuurlijk ontbreekt bij iemand die een lagere opleiding heeft gevolgd."
De PvdA stelde naar aanleiding van het onderzoek schriftelijke vragen aan minister Van Engelshoven: wat vindt zij hiervan? De antwoorden volgen drie sporen: de minister vindt het “geen goede zaak”, maar er wordt aan gewerkt en uiteindelijk mogen de onderwijsinstellingen zelf bepalen hoe ze hun studenten selecteren. Dus de minister vindt net als de PvdA - en vermoedelijk alle andere politieke partijen - dat studenten met laagopgeleide ouders “de kans moeten krijgen hun talenten verder te ontwikkelen”.
Motivatie
Maar de bevindingen van de onderzoekers bevestigen volgens haar de koers van het kabinet. Vanaf 2015 is er “meer aandacht voor diversiteit en een bredere toegankelijkheid” bij deze programma’s. Tegenwoordig moeten niet alleen hoge cijfers, maar ook motivatie en de achtergrond van de student meewegen bij de toelating.
Men is dus al goed bezig, is haar conclusie. Er komt bovendien een speciale expertgroep voor toegankelijkheid van het hoger onderwijs en onderwijsinstellingen blijven intussen bezig met het verbeteren van hun selectiemethodes.
Dus hoeft de minister uiteindelijk geen actie te ondernemen, vindt ze zelf. Ze hoopt op verstandig beleid van de universiteiten en hogescholen. “Welke selectiefactoren en -methoden door instellingen worden gebruikt is de verantwoordelijkheid van de instellingen.”
Discussie