- Sluitstuk , Onderzoek
- 11/02/2021
Sluitstuk | Pratende protocellen
Eenvoudige kunstmatige cellen, zogeheten protocellen, kun je met elkaar laten ‘praten’ door ze stukjes DNA te laten uitwisselen. De onderzoekers van Synthetic Biology proberen op die manier meer te leren over communicatie tussen echte lichaamscellen en hopen met die kennis zelfs een soort ‘DNA-computers’ te kunnen bouwen. Promovendus Alex Joesaar uit Estland maakte een apparaatje waarmee hij de DNA-interactie tussen protocellen onder de microscoop kan volgen.
Ons lichaam heeft wel iets weg van complexe elektronica, maar dan zonder ‘datasheet’ met gedetailleerde specificaties. Gefascineerd door dit gegeven besloot Alex Joesaar - uit Estland naar Eindhoven gekomen voor de studie Elektrotechniek bij Fontys Hogescholen - door te stromen naar de master Biomedical Engineering aan de TU/e. “Van jongs af aan was ik geïnteresseerd in hoe computers werken, maar ik merkte dat ik steeds nieuwsgieriger werd naar hoe de cellen in ons lichaam in elkaar zitten.”
In de celbiologie is het vaak lastig te achterhalen hoe bepaalde mechanismen werken - zoals de overdracht van biochemische signalen tussen cellen - omdat alles plaatsvindt in een zeer complexe omgeving: een enkele lichaamscel bevat alleen al tientallen miljoenen eiwitmoleculen. Joesaar bootste daarom de communicatie tussen cellen na in een eenvoudig systeem, met stukjes DNA opgesloten in primitieve kunstmatige cellen - een soort minuscule blaasjes gemaakt van eiwitten.
Protocellen
“Aan dergelijke protocellen wordt al veel onderzoek gedaan en ook op het gebied van DNA-nanotechnologie is veel gaande. Door die beide technieken te combineren, kun je verschillende processen gescheiden van elkaar laten plaatsvinden, waardoor het makkelijker wordt om bepaalde vormen van biochemische communicatie te onderzoeken en te sturen.” In principe kun je zo ook een soort DNA-computer bouwen, die kan worden gebruikt voor medische diagnostiek en slimme medicijnen.
In het modelsysteem van Joesaar bevatten de ‘zendende’ protocellen stukjes dubbelstrengs DNA, als het ware vastgeklonken aan een eiwitmolecuul dat ervoor zorgt dat het DNA de protocel niet kan verlaten. Dat verandert zodra een stukje enkelstrengs DNA (de ‘input’) de protocel binnenkomt en de plaats inneemt van een van de helften van de dubbele DNA-streng. Het ‘verdreven’ stukje DNA (de ‘boodschapper’) verlaat vervolgens de protocel en belandt na verloop van tijd in een ander type protocel (de ‘ontvanger’). Daar paart het boodschapper-DNA aan een stukje DNA dat al in de ontvangende cel aanwezig was, waardoor deze protocel fluorescent oplicht.
Een ingewikkeld verhaal, dat alleen maar complexer wordt als je bedenkt dat al deze protocellen met het blote oog niet te zien zijn en willekeurig ronddrijven in een waterige omgeving. Er is software waarmee individuele protocellen onder een microscoop gevolgd kunnen worden, maar dat werkt alleen goed in een plat vlak, legt Joesaar uit. “We wilden de protocellen eigenlijk op een vaste plek kunnen houden, om ze over langere tijd te kunnen bestuderen.” Daarvoor heeft hij een apparaatjeontwikkeld, een soort platte, van doorzichtig plastic gefabriceerde stromingskamer voorzien van een regelmatig patroon van pilaartjes, op zo’n afstand van elkaar dat de langsdrijvende protocellen daar precies tussen blijven hangen.
Filmpjes
De afstand tussen de pilaartjes moet precies kloppen, legt Joesaar uit. “Maar de vloeistofdruk waarmee je protocellen door het device stuurt, is nog belangrijker. Als je die druk te hoog maakt, glippen de protocellen alsnog tussen de pilaartjes door; ze zijn namelijk behoorlijk flexibel. En ze kunnen ook nog knappen.” Toch werkte zijn ontwerp al snel verbazingwekkend goed, zegt hij. Daardoor kon hij filmpjes maken met de microscoop, zodat hij met behulp van slimme software individuele protocellen een paar uur lang kon volgen. “Elke twintig of dertig seconden een beeldopname was daarvoor voldoende. Zo kunnen we het verloop van de intensiteit volgen van de fluorescentie in de ontvangende protocellen.” Elke protocel bevat namelijk diverse kopieën van het fluorescente DNA, die elk een boodschapper-DNA kunnen ontvangen. Hoe meer ‘berichten’ er zijn binnengekomen, hoe feller het licht.
Nadat het eenvoudige ‘zenden’ en ‘ontvangen’ van DNA-signalen was gelukt, wisten Joesaar en zijn collega’s van Synthetic Biology met stukjes DNA in protocellen ook nog ‘versterkers’ en ‘feedback loops’ te creëren, naar analogie van elektronische computers. Na zijn promotie is de Est van plan nog een tijdje door te werken aan dit onderwerp. “En mogelijk blijf ik daarna nog wel langer bij Synthetic Biology als postdoc.”
Discussie