Profpraat | Rekenen op de toekomst

Volgens een rapport van de Onderwijsinspectie deze week kan tweederde van de basisschoolverlaters niet goed genoeg rekenen. De schoolsluitingen door de corona-lockdowns dragen daar nog eens extra aan bij. Tijd om het rekenonderwijs aan te pakken, zegt emeritus hoogleraar Koeno Gravemeijer. Samen met TU/e-collega Alexander Schüler-Meyer pleit hij voor toekomstgericht rekenen.

door
foto Zephyr_p / Shutterstock

Een truitje in het winkelrek met 40 procent korting, een grotere taart bakken dan het recept, het juiste aantal verfblikken kopen voor de muur die je wilt schilderen, de exponentiële groei van coronabesmettingen begrijpen. Bij tal van alledaagse situaties is een goed rekeninzicht eigenlijk essentieel. Maar juist daar schort het bij het merendeel van de basisschoolverlaters aan. Al jaren zijn de rekenprestaties in het primair onderwijs onderwerp van discussie, en ook nu weer komt de Onderwijsinspectie met zorgwekkend nieuws.

Maar we moeten wel even achter het nieuws kijken, maant Koeno Gravemeijer, oud-hoogleraar Science en Techniekeducatie aan de Eindhoven School of Education (ESoE). “In 2010 zijn er referentieniveaus ingevoerd om de rekenprestaties omhoog te krijgen. Op de basisschool wordt sindsdien onderscheid gemaakt tussen twee leerlijnen: het idee was dat zo veel mogelijk leerlingen het streefniveau zouden halen, het fundamenteel niveau was een soort ondergrens waar vrijwel alle leerlingen aan zouden moeten voldoen. Er was toen al veel ophef over de ambitie die werd uitgesproken dat minimaal 65 procent van de leerlingen op het streefniveau zou moeten uitkomen. Dat is dus echt veel te positief ingeschat, dat zie je nu.”

Het rekenonderwijs willen verbeteren door simpelweg te kijken wat leerlingen gemiddeld presteren en daar iets bovenop doen, dat werkt dus niet. Sommige onderwijzers denken dat fundamenteel niveau goed genoeg is, andere scholen richten zich juist op het streefniveau, wat voor het merendeel te hoog gegrepen is. Maar feit is, dat er door veel basisscholieren ondermaats gerekend wordt. Wat moet er volgens Gravemeijer veranderen om dat te verbeteren? “Er wordt gedaan alsof je leert rekenen door voordoen, nadoen en oefenen. Dat is echt een verkeerd beeld. Rekenen vraagt om een bepaalde conceptuele ontwikkeling, dat maakt het heel anders dan taal. Jonge kinderen begrijpen bijvoorbeeld nog niet wat 4+4 is, maar wel dat vier kastanjes en nog eens vier kastanjes er samen acht zijn. Dat ontwikkelingsproces wordt vaak genegeerd. Op de korte termijn werkt directe instructie – de nette naam voor voor- en nadoen – prima. Voor de leerling duidelijk wat hij moet doen, voor de leraar ook heel aantrekkelijk. Maar uiteindelijk leidt het tot passief begrijpen en doet de leerling zelf geen nieuwe inzichten op.”

Leraren zouden daarom beter kunnen focussen op het waarom achter een berekening en nieuwe en bestaande kennis met elkaar verbinden in plaats van het standaard sommen stampen, stelt Alexander Schüler-Meyer, universitair docent Mathematics Education (ESoE). “Door over te stappen naar probleemgericht onderwijs kan het rekenonderwijs zo veel aantrekkelijker gemaakt worden. Begin bijvoorbeeld een les met een alledaags probleem dat met wiskunde opgelost kan worden. Laat leerlingen hier zelf actief mee aan de slag aan en bediscussieer na afloop de verschillende mogelijkheden en strategieën om het probleem op te lossen. Zo zien leerlingen de relevantie van hetgeen ze leren en wordt stoeien met getallen leuk.”

Er moet bovendien afgevraagd worden wat leerlingen anno 2021 nu echt nodig hebben aan rekenvaardigheden, benadrukken zowel Schüler-Meyer als Gravemeijer. Gravemeijer: “We moeten niet concurreren met computers, maar deze complementeren. Laat een apparaat maar ingewikkelde berekeningen uitvoeren, zolang je zelf maar wel zicht hebt op wat er gebeurt. Om te beginnen zouden we minder met al te grote getallen moeten willen rekenen, en liever tijd stoppen in leren modelleren en globaal rekenen. Zeker nu er door de corona-schoolsluitingen sprake is van allerlei achterstanden zou het dé kans zijn om het rekenonderwijs te saneren.”

Natuurlijk vergen vernieuwingen meer van leerkrachten en onderwijsmateriaal, en daarom is professionalisering van onderwijzers zo belangrijk, zegt Schüler-Meyer. “Er is zeker de laatste decennia zoveel onderzoek gedaan op het gebied van rekenonderwijs, er kan nog zoveel verbeterd worden. Maar onderwijzers moeten wel de kans krijgen om competenties te ontwikkelen. Dat zou ook op grootschalig, nationaal niveau aangepakt moeten worden.” Pabo’s staan positief tegenover een nieuwe aanpak, maar de uiteindelijke vernieuwing moet toch vooral op de scholen zelf gaan plaatsvinden. Juffen en meesters: rekenen kan en mag ook gewoon leuk zijn!

Deel dit artikel