Ligt de international classroom nog op koers?
Het percentage buitenlandse bachelors aan de TU/e stijgt nog elk jaar en kwam in 2019 uit op 12,2 procent. Bij de masteropleidingen daalt het aandeel internationals echter al drie jaar op rij. Volgens Paul Koenraad, dean van de Graduate School, komt dat omdat de toelatingseisen zijn aangescherpt. Vormt het een bedreiging voor de international classroom? Daarvoor moet 30 procent van de studentenpopulatie uit buitenlandse studenten bestaan en dat zou in 2025 bereikt moeten zijn. Koenraad noemt dat geen keiharde eis, “25 procent is dan ook al heel mooi”.
Groep-één pleitte afgelopen maandag in de U-raadsvergadering voor het verlagen of op peil houden van de instellingscollegegelden voor bachelor- en masterstudenten van buiten de Europese Economische Ruimte, de zogeheten niet-EER-studenten. Het ging over de tarieven voor het collegejaar 2021-2022. Dit studiejaar betalen niet-EER-bachelors 11.200 euro en niet-EER-masters 16.200 euro. Dat is 200 euro meer dan vorig jaar. Ook komend collegejaar bedraagt de verhoging maar 200 euro voor zowel de bachelors als masters - volgens Education & Student Affairs (ESA) een verhoging op basis van de inflatie.
Ralph van Ierland, voorzitter van Groep-één, vindt dat ook zo’n bescheiden verhoging het gat met Delft, waar niet-EER-bachelors dit jaar 14.500 euro en niet-EER-masters 18.750 euro betalen, weer kleiner maakt. “Delft is op dit vlak de grootste concurrent van de TU/e en heeft de tarieven de laatste jaren niet meer verhoogd”, aldus Van Ierland. "En hoe verhoudt deze stijging zich ten opzichte van het streven van de universiteit naar de vorming van een international classroom?"
Ambitie
Het College van Bestuur sprak vorig jaar de ambitie uit om voor 2025 een international classroom te hebben. Dan moet 30 procent van de studentenpopulatie uit buitenlandse studenten bestaan. Volgens rector Frank Baaijens is de instroom van internationals dit collegejaar al goed voor 26 procent van de totale instroom, waarbij 8 procent afkomstig is uit niet-EER-landen. “Je zou dus mogen zeggen dat we er al bijna zijn”, vertelde Baaijens maandag aan de U-raadsleden.
Maar die 26 procent betreft niet de huidige studentenpopulatie. Bij de bacheloropleidingen is het aandeel buitenlandse studenten de afgelopen jaren gestaag gestegen naar 12,2 procent in 2019. Bij de masteropleidingen is sinds 2016 echter sprake van een terugloop van 22,4 procent naar 18,4 procent in 2019. “Het zijn met name die laatste cijfers die te denken geven”, zegt Van Ierland, “en daarover willen we in gesprek met het CvB.”
Taalvaardigheidstest
Het CvB liet schriftelijk weten dat men geen reden ziet om voor de niet-EER-bachelors het collegegeld te verlagen, omdat daarvan de instroom nog steeds groeit. Er zijn volgens het CvB ook goede redenen waarom er de laatste jaren bij de masteropleidingen een daling heeft plaatsgevonden. Zo is een aantal jaren terug het niveau van de Engelse taalvaardigheidstest opgeschroefd, om zo de onderwijskwaliteit te kunnen waarborgen. 'Dit leidde tot een significante daling van het aantal aanmeldingen uit China en India', zo schrijft het CvB. Daarnaast werd het in een aantal landen vanwege economische redenen moeilijker om een studiebeurs te verwerven. Ook werd per land specifiek een cijfergemiddelde, het zogeheten Grade Average Point (GPA), ingevoerd als toelatingscriterium.
Paul Koenraad, dean van de Graduate School, zegt zich geen zorgen te maken over de daling van het aandeel buitenlandse masterstudenten. “De redenen daarvoor zijn duidelijk. De komende jaren zullen we zien dat de buitenlandse bachelors, waar elk jaar nog groei in zit, gaan doorstromen naar onze masteropleidingen. Ook zijn we in overleg met het bedrijf Studyportals om onze wervingsactiviteiten nog beter te richten op de potentiële masterstudenten die juist voor onze universiteit interessant zijn. We zijn bezig met uit te zoeken welke parameters we daarbij moeten hanteren.”
Overigens ligt Koenraad er niet wakker van als in 2025 dat aandeel van 30 procent buitenlandse studenten nog niet gehaald is. “Dat is iets waar we naar streven, maar het is geen keiharde eis. Als het dan op 25 procent ligt, is dat ook heel mooi. Beter dan dat het 60 procent zou zijn, want dan zouden we wat uit te leggen hebben aan de politiek.”
Discussie