Sluitstuk | Durven bouwen op lokale kennis
Aardbeving- en orkaanbestendige woningen kunnen elk jaar duizenden levens redden. Helaas belandt de beschikbare bouwkundige kennis vaak niet in de risicogebieden. Eefje Hendriks promoveert deze maand bij de faculteit Bouwkunde op dit probleem. Ze pleit ervoor om tijdens wederopbouw in ontwikkelingslanden meer gebruik te maken van lokale expertise.
De cijfers die Eefje Hendriks noemt, zijn ronduit schokkend: elk jaar worden gemiddeld 210 miljoen mensen getroffen door een natuurramp en komen daardoor 68 duizend mensen om het leven. In liefst zeventig procent van de schade speelt het feit dat woningen niet bestand bleken tegen de aardbeving, storm of overstroming een doorslaggevende rol. Het weer opbouwen van woningen na een ramp is een enorme kostenpost, die jaarlijks 26 miljoen mensen terugduwt onder de armoedegrens.
Hendriks bezocht de afgelopen jaren gebieden in Nicaragua, Argentinië, Senegal, Nepal en de Filipijnen, als onderzoeker en als begeleider van studentenprojecten in de humanitaire sector. Natuurgeweld vormt een steeds groter probleem, benadrukt ze. “Er worden steeds meer mensen getroffen doordat het aantal orkanen en overstromingen toeneemt door klimaatverandering. Rampen keren vaak terug en treffen meer mensen en met name juist de allerarmsten, door bevolkingsgroei en de kwetsbare structuur van de huizen.”
Een belangrijk obstakel is dat beschikbare bouwkundige kennis maar moeizaam doordringt tot de plek waar die nodig is. Hendriks, behalve docente aan Avans Hogeschool en de TU/e al jaren bestuurslid van de TU/e-organisatie Technology for Global Development, ondervond in de Filipijnen dat de lokale bureaucratie vaak niet meewerkt. “Dat land wordt met grote regelmaat getroffen door natuurrampen, maar in het curriculum van de lokale bouwscholen was bizar genoeg niets opgenomen over orkaanbestendig bouwen. De National Housing Authority van de Filipijnen beschikte wel over relevante kennis, maar bleek drie jaar na orkaan Haiyan nog te wachten op instructies om projecten te starten in de getroffen gebieden.”
De onderzoeker benadrukt dat de situatie in de Filipijnen wel iets anders is dan in Nederland. “Om bij een getroffen dorp te komen, moet je een dag reizen achterop een motor, of met een bootje. Dat kost misschien een paar euro aan benzine. Voor mij als westerse onderzoeker is dat peanuts, maar dat geld hebben ze daar niet zomaar.” Door dat geldgebrek, in combinatie met de hiërarchisch ingestelde cultuur, zal een ambtenaar niet zo snel op eigen initiatief op pad gaan. “Ze zien de relevantie van het probleem, maar hebben niet de mogelijkheid om proactief te werk te gaan”, aldus Hendriks. Juist hulporganisaties kunnen volgens haar een rol spelen in het stimuleren van het delen van bouwkundige kennis.
Bemoeienis van hulporganisaties leidt overigens niet altijd tot veiliger bouwen, zo bleek uit een studie van de promovenda in Nepal. “Na de zware aardbeving van 2015 heeft de overheid daar een subsidieprogramma opgezet om beschadigde woningen aardbevingsbestendig terug te bouwen. Om daarvoor in aanmerking te komen, moest je echter wel precies de regels volgen. In gebieden waar geen hulporganisaties aanwezig waren, werd dat ook heel braaf gedaan. Terwijl in andere gebieden, met meer input van hulporganisaties, de mensen meer zicht hadden op bijvoorbeeld de financiële consequenties en daardoor net iets vaker besloten om bepaalde dure technieken niet toe te passen, met minder veilige woningen als resultaat. Je zag daar meer ‘eigenaarschap’ over de bouw van hun huis.”
Het is overigens niet zeker dat de mensen met de veiligste woningen ook het best af zijn, nuanceert Hendriks: “Degenen die een dure lening hebben moeten afsluiten, hebben daardoor uiteraard een financieel probleem. Daarnaast paste het ontwerp van de overheid niet altijd bij hun woonbehoeften.”
Hoewel de inzet van hulporganisaties en buitenlandse expertise en in rampgebieden zeker geen overbodige luxe is, blijkt ook specifieke kennis van de lokale experts vaak van toegevoegde waarde. Al was het maar omdat zij de omstandigheden, de lokale bouwtechnieken en materialen, en de cultuur ter plekke beter kennen, zegt Hendriks. “Dat soort aspecten mag je niet over het hoofd zien. Je kunt wetenschappelijke kennis niet zomaar introduceren en dan verwachten dat die geaccepteerd wordt. Belangrijke kennis is vaak lokaal al aanwezig. In de Filipijnen worden bijvoorbeeld technieken om snel een noodschuilplek tegen een orkaan te bouwen van generatie op generatie doorgegeven. En in de Himalaya is het lastig om aan cement te komen, dus worden daar vaak brede muren gebouwd door stenen via een bepaalde stapeltechniek als het ware in elkaar te laten haken. Het voordeel daarvan is dat je die stenen na een aardbeving kunt hergebruiken.”
Barrière
Dit soort bestaande, lokale technieken dringen echter niet door tot de wetenschappelijke literatuur. Voor experts buiten de gevestigde - westerse - academische wereld is het namelijk heel moeilijk om in de juiste tijdschriften te publiceren, aldus Hendriks. “Zeker als de Engelse taal ook nog een barrière vormt.” Samen met enkele collega’s nam ze daarom het initiatief voor een speciale uitgave van het vakblad Disaster Prevention and Management, waarbij beginnende onderzoekers coaching ontvangen van gevestigde namen uit het veld. “We willen zo lokale onderzoekers een stem geven, onder meer door ze de mogelijkheid te bieden om een tekst in bijvoorbeeld het Nepalees of Filipijns in te dienen. Uiteindelijk vindt ook nog de gebruikelijke peer review plaats, maar in het voortraject zorgen wij voor extra ondersteuning.”
De promotie van de bevlogen onderzoeker was eigenlijk in april gepland, als afsluiting van een groot symposium met sprekers van over de hele wereld. “Wederopbouw na natuurrampen is een belangrijk thema en ik vind het jammer dat er aan de TU/e geen leerstoel op dit gebied is”, benadrukt Hendriks, die na haar promotie fulltime aan de slag gaat als docent en programmacoördinator bij Avans. “Ik merk ook altijd veel enthousiasme over dit onderwerp bij mijn studenten, zowel van Avans als van de TU/e.” Door de coronapandemie wordt het sluitstuk van haar promotie uiteindelijk een stuk soberder. “Dat is natuurlijk erg jammer; we hadden gerekend op wel vierhonderd deelnemers. Gelukkig komt er een livestream van de verdediging op 23 september.”
Discussie