Minder snelle opmars vrouwelijke hoogleraren

Het kan zomaar tot het jaar 2043 duren voordat er evenveel mannen als vrouwen hoogleraar zijn. Op nationaal niveau lijkt de snellere toename van het aantal vrouwelijke hoogleraren alweer voorbij. Groei was er overigens nog wel aan de TU/e, daar bedroeg de stijging in 2019, afgezet tegen het jaar daarvoor, 2,9 procent. Alleen de Universiteit Twente (met 3 procent) en de Rotterdamse Erasmus Universiteit (met 6,2 procent) behaalden een sterkere stijging.

door
foto Zenzen / Shutterstock

De afgelopen tijd kwam de opmars van vrouwen in de wetenschap in een kleine stroomversnelling. Het percentage vrouwelijke hoogleraren groeide in 2018 zelfs met meer dan twee procentpunt. Dat was nog nooit vertoond. Bijna één op de vier professoren is nu vrouw.

Maar vorig jaar ging het minder snel, blijkt uit de nieuwe personeelscijfers van de universiteiten. In 2019 waren er naar verhouding 1,1 procentpunt meer vrouwelijke hoogleraren dan in 2018: om precies te zijn 24,3 procent.

Bij een groei van 1,1 procentpunt per jaar duurt het nog 23 jaar voordat een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen bereikt is. Voormalig PvdA-minister Jet Bussemaker had in 2017 een subsidie voor het aanstellen van extra vrouwelijke hoogleraren in het leven geroepen, wat kennelijk goed hielp. Zonder die stimulans gaat het beduidend minder hard.

Aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden daalde het percentage vrouwelijke hoogleraren zelfs licht. Al staat met name Leiden - met een percentage van 29,3 - nog altijd hoog in het rijtje van universiteiten waar veel vrouwen een leerstoel bekleden.

Groei

De vier technische universiteiten tellen nog altijd de minste vrouwelijke hoogleraren. De TU/e (18,3 procent in 2019) en de Universiteit Twente (19,4 procent) waren echter wel de universiteiten waar de groei van het aantal vrouwelijke hoogleraren in 2019, afgezet tegen het jaar daarvoor, ruim boven het gemiddelde uitkwam: 2,9 procent voor de TU/e en 3 procent voor de Universiteit Twente. De Rotterdamse Erasmus Universiteit deed het met een stijging van 6,2 procent het beste.

De TU/e staakte dit jaar tijdelijk haar Irène Curie Fellowship-programma, waardoor vrouwelijke wetenschappers sinds juli 2019 voorrang krijgen bij de invulling van vacatures. In juli van dit jaar oordeelde het College voor de Rechten van de Mens dat daarmee sprake was van direct onderscheid op grond van geslacht bij de werving en selectie. Dat is volgens het College verboden, tenzij er een wettelijke uitzondering van toepassing is. Het ICF-programma achtte het College een te zwaar middel.

Op dit moment ligt er bij het College een aangepaste versie van het ICF-programma. Over dit zogeheten 'verzoek tot oordeel over eigen handelen' verwacht het College van Bestuur van de TU/e aan het begin van 2021 een uitspraak van het College. Sinds de start van het ICF-programma in juli 2019 zijn aan de TU/e vijf vrouwelijke en zes mannelijke hoogleraren aangesteld. De sterkste groei was er bij de universitair docenten: daarbij is de verhouding nieuw aangenomen mannelijke en vrouwelijke ud's 41 om 45.

Op de treden onder het hoogleraarschap gaat het momenteel nationaal gezien niet sneller. Van alle universitair hoofddocenten is nog geen dertig procent vrouw: een toename van (eveneens) 1,1 procentpunt ten opzichte van het jaar ervoor. Onder universitair docenten nam het aandeel vrouwen met een tiende toe tot 42,6 procent.

Deel dit artikel