“Ik hoop dat mijn kinderen later ook de pósitieve dingen hebben onthouden”

We hebben allemaal wel eens een dagje, vrijwillig of noodgedwongen, thuisgewerkt. Maar hoe geef je vorm aan je werk of studie nu we collectief voor langere tijd op huis zijn aangewezen? Hoe blijf je gefocust, hoe houd je je team bijeen, wat zijn de tips, tricks en valkuilen? Cursor belt elke dag met een ‘lotgenoot’. Vandaag: Floor van der Heijden, als programmadirecteur Integrale Veiligheid lid van het centrale crisisteam van de TU/e.

door
foto Privécollectie Floor van der Heijden

Al vele weken tot over haar oren in een crisis, maar Van der Heijden klinkt desondanks onverminderd opgewekt en energiek als we haar thuis in Berlicum bellen. De keukentafel is momenteel haar vaste stek, in het hart van het huis: “Ik zou mezelf kunnen terugtrekken op zolder, maar er lopen hier ook twee kinderen rond die af en toe iets willen vragen".

Haar zoons (één in groep zeven, één in de brugklas) kregen beiden een aardig pakket aan instructies voor thuis mee toen de scholen dichtgingen. “We hebben een planbord met daarop steeds het schema voor de dag: werken of leren, samen fruit eten, een boterham, even samen wandelen tussen de middag. Die vaste structuur werkt voor ons heel goed.” Ook Van der Heijdens man, werkzaam bij defensie, werkt momenteel overwegend thuis. And so far, so good, vertelt ze. “We hadden het geluk - of de pech, het is maar hoe je het bekijkt - dat onze jongste sinds carnaval al ziek was en maar bleef hoesten. Die is zodoende al drie weken thuis, dus daar waren we al een beetje aan gewend.”

Toch moet ze zelf nog erg wennen aan het thuiswerken en, in haar huidige rol als crisisteamlid, vooral nog afkicken van de corona-rush op de campus van voorgaande weken. “Al vanaf het moment dat het coronavirus in Wuhan uitbrak, zijn we als team non-stop met man en macht aan het werk geweest. Vier weken lang hebben we zo ongeveer met elkaar opgesloten gezeten, in een sfeer van enorme betrokkenheid en saamhorigheid. Dat mis ik nu toch wel, zo op afstand.”

Wie van ons zitten er in China, hoe kunnen we mensen versneld terughalen, wat betekent dit voor ons reisadvies aan studenten en medewerkers? Daar moesten al in een vroeg stadium van de corona-uitbraak besluiten over worden genomen, schetst Van der Heijden. Intussen breidde het virus zich snel steeds verder uit. “Als crisisteam zijn we meteen verschillende scenario’s gaan voorbereiden, tot en met een totale sluiting van de campus aan toe. Wat zou dat voor ons betekenen? En welke bedrijfs-kritische processen hebben we, los van het onderwijs en onderzoek, die moeten kunnen doorgaan? Denk bijvoorbeeld aan de salarisadministratie, of de beveiliging.”

Geen pandemie-plan

Voor een pandemie als deze had de TU/e in elk geval geen plan klaarliggen dat even uit een bureaula kon worden getrokken, vertelt Van der Heijden. “We hebben als universiteit wel een crisisplan, maar dat is vooral gericht op het nú, op wat er moet gebeuren bij bijvoorbeeld een brand of explosie. Er lag geen plan voor een weken durende corona-epidemie.”

Onder andere daarom zijn de Nederlandse universiteiten volgens haar, ondanks hun uiteenlopende kenmerken en campussen, al in een vroeg stadium samen gaan optrekken: “Universitaire ziekenhuizen hebben bijvoorbeeld wél een pandemie-plan. We zijn gaan kijken wat zo’n plan zou kunnen betekenen voor onze universiteiten”.

Binnen de TU/e zijn er op dit moment zo’n vijftig mensen actief binnen de crisisorganisatie, met vertegenwoordigers vanuit alle disciplines. Daarbinnen bevindt zich weer een circa vijftienkoppig kernteam, oftewel het centrale crisisteam (CCT), dat volgens Van der Heijden ongoing informatie, ontwikkelingen en gedachten uitwisselt via een Whatsapp-groep en minstens eenmaal per dag vergadert via Skype. Het team werkt volgens een bekend besluitvormingsmodel voor crisissituaties, genaamd BOB: Beeldvorming, Oordeelvorming en Besluitvorming. “Daar bouwen we als centraal crisisteam onze agenda omheen.” Daarnaast is er veelvuldig afstemming met onder andere universiteitenkoepel VSNU en de GGD.

Moeite met loslaten

Het is moeilijk om die doorlopende hotline af en toe te laten afkoelen en te negeren, erkent Van der Heijden. “We hebben met elkaar afgesproken dat er voor iedereen een vervanger is en dat iedereen af en toe even moet kunnen uitchecken. Dat accepteren we ook van elkaar, maar de uitvoering blijkt lastig. We zijn allemaal zó betrokken dat het ons niet goed lukt om los te laten.”

Maar, zo zegt ze ook: “Je móet. We proberen hier thuis elke dag een uur te gaan wandelen rond lunchtijd, dan leg ik mijn laptop echt even weg. ’s Avonds hebben we een paar tv-programma’s die we als gezin graag kijken, dan gaan de telefoons ook echt aan de kant en nemen we ook niet op als er gebeld wordt. Zulke momenten proberen we echt in te bouwen.” Ze vindt het vooral nog lastig om éigen tijd in te plannen, “die ‘Floor-tijd’. Je zit nu toch de hele dag met z’n vieren binnen, tussen die vier muren; je kunt niet even met vriendinnen leuke dingen gaan doen. Daar moeten we nog even een modus in vinden”.

Ze gaat bijvoorbeeld wel even naar de winkel als het nodig is, “maar mijn vader en moeder mogen hier bijvoorbeeld niet komen nu. Wij gaan ook niet dáár binnen. Vooral mijn vader vindt dat afschuwelijk; die staat af en toe voor het raam te zwaaien. Maar ik zou het gewoon verschrikkelijk vinden als er iets met hen gebeurt. Een paar dagen geleden is de vader van een vriendin overleden als gevolg van het coronavirus. Een andere vriendin werkt op de huisartsenpost, draait allemaal extra nachtdiensten. Wij horen ook díe verhalen; zijn ons bewust van de andere kant van de medaille die veel andere mensen misschien niet zien, nu ze de hele dag in huis zitten.”

Positieve herinneringen

Het gezin neemt mede daarom zo min mogelijk risico. “Ik zie soms kinderen hutjemutje in de speeltuin staan, maar onze kinderen zitten daar niet bij. Ze mogen nu ook niet afspreken met vrienden, hoe moeilijk ook.” Van der Heijden spreekt van een bijzondere tijd, “we hebben met z’n allen nog nooit zoiets groots meegemaakt met gevolgen voor ieder individu. Dat maakt wel indruk, ja. Ik probeer me daar ook van bewust te zijn, óók van de mooie initiatieven die overal ontstaan. Mijn kinderen gaan later terugdenken aan deze crisis: ‘Weet je nog, die tijd dat we met z’n allen zoveel thuis waren?’. Ik hoop dat ze dan ook de pósitieve dingen hebben onthouden”.

Deel dit artikel