Dubieuze contracten voor promovendi: verschillen tussen universiteiten groot
Het aandeel promovendi dat een kortlopend contract of een deeltijdsaanstelling krijgt aangeboden, neemt nog altijd niet af. Maar de verschillen tussen instellingen zijn groot, ziet het Promovendi Netwerk Nederland, waarbij de TU/e het niet slecht doet: daar is volgens het netwerk slechts in anderhalf procent van de gevallen sprake van dubieuze contracten.
Promovendi aan Nederlandse universiteiten horen vier jaar fulltime in dienst te zijn. Dat is in juli 2018 vastgelegd in de cao. Het aandeel contracten onder promovendi waarbij dat niet zo is, schommelde de laatste jaren tussen de tien en vijftien procent.
Verbetering
Dat was in 2019 nog steeds niet anders, blijkt uit de nieuwe monitor arbeidsvoorwaarden van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Ruim twaalf procent van de promovendi kreeg in dat jaar een “dubieus contract” aangeboden: ze moeten genoegen nemen met een contractduur korter dan vier jaar of met een deeltijdsaanstelling.
Maar de verschillen tussen universiteiten zijn groot, stelt het PNN. Zo is bij de TU Eindhoven slechts 1,5 procent van de aangeboden contracten dubieus. Ruimte voor verbetering is er bij de Vrije Universiteit Amsterdam (20,3 procent), de Rijksuniversiteit Groningen (20,2 procent) en de Erasmus Universiteit Rotterdam (19 procent).
Vage teksten
Daarnaast zijn verreweg de meeste vacatureteksten voor promovendi nog veel te vaag als het gaat om arbeidsvoorwaarden, blijkt uit de monitor. Het PNN nam 1872 vacatures onder de loep. Lang niet allemaal vermelden ze hoelang de aanstelling duurt, hoe hoog het salaris is en of de promovendus moet lesgeven.
Ook op dit punt scoort de ene instelling beter dan de ander. Bij de TU Delft is ruim 98 procent van de vacatures voldoende transparant. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de Radboud Universiteit Nijmegen, de Vrije Universiteit Amsterdam en Wageningen Universiteit, waar hooguit 15 procent van de vacatures voldoende duidelijkheid biedt.
Lijstjes
Het is voor het eerst dat de monitor ook verschillen tussen instellingen laat zien. “Universiteiten zijn dol op ranglijstjes”, zegt PNN-voorzitter Lucille Mattijssen. “Als ze ergens in de top staan, gaat de vlag uit. En misschien nog wel belangrijker: niemand wil onderaan staan.”
In voorgaande jaren was het probleem met de dubieuze contracten ook zichtbaar, legt Mattijssen uit. “Maar niemand voelde zich echt aangesproken. Nu zie je opeens waar het goed gaat en waar het mis lijkt te gaan. Hopelijk nemen de instellingen een voorbeeld aan elkaar.”
Discussie