Studentenstress: minister wil eerst de feiten op een rij
Stress, angststoornissen en burn-outverschijnselen: het lijkt niet goed te gaan met Nederlandse studenten. Maar is het echt zo slecht met hen gesteld? Op basis van de nu beschikbare gegevens is dat niet te zeggen, stelde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu eind mei.
Daarom komt er op aandringen van de Tweede Kamer een nieuw overkoepelend onderzoek. Het RIVM gaat een ‘kwantitatieve nulmeting’ doen om uit te zoeken welk percentage van de studenten in het hoger onderwijs te maken heeft met psychische problemen. Maar de resultaten verwacht onderwijsminister Ingrid van Engelshoven pas eind 2020 te kunnen presenteren. Moet ze in de tussentijd niet al actie ondernemen?
Steuntje
Ja, zegt onder andere de ChristenUnie. Nee, zegt de VVD. De liberalen vinden het te voorbarig om nu al te concluderen dat studenten meer onder druk staan dan vroeger. Ze willen dat de minister de resultaten van het onderzoek afwacht.
Van Engelshoven zal pas maatregelen nemen als de nieuwe inzichten daartoe aanleiding geven, zegt ze in antwoord op Kamervragen. Maar in de tussentijd blijft het ministerie wel meepraten in de Werkgroep Studentenwelzijn. Daarin bespreekt ze met studenten en instellingen wat er gedaan kan worden om studenten, die dat nodig hebben, een steuntje in de rug te bieden.
Verder wijst de minister op de verantwoordelijkheid die hoger onderwijsinstellingen hebben om klachten te voorkomen en te verhelpen. Uit een recent (niet representatief) onderzoek van Expertisecentrum Handicap + Studie blijkt dat het hulpaanbod volgens de instellingen op orde is. Maar studenten hebben naar eigen zeggen nog altijd moeite hun weg hierin te vinden.
Risicofactoren
Veel partijen maken zich verder zorgen dat het RIVM-onderzoek niet volledig zal zijn. Kijken de onderzoekers ook naar mogelijke oorzaken van de psychische problemen, zoals het leenstelsel? “Financiële problemen en zorgen over financiën zullen meegenomen worden, evenals prestatiedruk”, reageert Van Engelshoven.
Maar daar plaatst ze wel een kanttekening bij: “Omdat het gaat om een nulmeting en omdat we breed willen inventariseren welke factoren een rol spelen, levert het onderzoek geen bewijs voor causale verbanden”. Er kan alleen gesproken worden over “risicofactoren”. Maar ze heeft er vertrouwen in dat ze op basis daarvan wel maatregelen kan nemen.
Discussie