Focus op daadkracht, werving van toptalent en samenwerken
Het College van Bestuur van de TU/e, dat dit jaar twee nieuwe leden zag aantreden, gaat voortbouwen op het Strategisch Plan 2030, maar legt de focus daarbij op het werven van toptalent, het verder uitbouwen van de samenwerking met Utrecht en Wageningen en binnen de eigen organisatie moet de daadkracht worden versterkt. Noodzakelijke stappen om de universiteit ook in de toekomst goed op koers te kunnen houden, vertelde collegevoorzitter Robert-Jan Smits vanmiddag bij de opening van het academisch jaar.
Het slagvaardiger en daadkrachtiger maken van de universiteit wordt het speciale aandachtsgebied van vicevoorzitter Nicole Ummelen. Het bestrijkt een breed terrein, aldus Ummelen, “want veranderingen hebben zich de afgelopen tien jaar op velerlei gebieden voorgedaan: sterke groei van het aantal studenten en medewerkers, bewoning op de campus, toegenomen diversiteit van de gemeenschap, meer extern gefinancierde projecten, meer samenwerking met strategische partners en de industrie. Onze zeer ambitieuze visie komt daar nog bovenop en om die mogelijk te maken moet er ook veel veranderen op het gebied van de ondersteuning en faciliteiten.”
Investeren
Het gaat veel vragen van de mensen die dat waar moeten maken, aldus Ummelen. Bij de opening van het academisch jaar deze middag noemde ze het traject om nog verder te professionaliseren zowel “een uitdaging” als “een kans” om het beste uit de campus en de organisatie te halen. “In de ondersteunende staf gaan we dan ook investeren. Tevens vragen de processen die het onderwijs en het onderzoek ondersteunen, om aanpassingen.” Als lichtend voorbeeld verwees hierbij ze naar het TOO-project (Toekomstgerichte Onderwijs Organisatie, red), waarbij twee jaar geleden verschillende onderwijsondersteunende diensten beter op elkaar zijn afgestemd.
Volgens Ummelen wordt niet in een keer alles overhoop getrokken. “Nee, dit gaan we eerst zorgvuldig bestuderen en overdenken, zoals we ook bij het TOO-project hebben gedaan. Maar het is wel noodzakelijk om te kunnen uitvoeren wat we in het Strategisch Plan hebben afgesproken te willen doen. Daarvoor moet het fundament goed op orde zijn. De hele organisatie moet hierbij betrokken worden en hierin meegroeien.” Een ander belangrijk punt voor haar is het creëren van een veilige, sociale en uitnodigende gemeenschap. “Voor iedereen die hier studeert of werkt moet de TU/e ‘the place to be’ worden.”
Samenwerking
Collegevoorzitter Robert-Jan Smits, die voor een overvolle Blauwe Zaal nog maar eens benadrukte hoe gelukkig hij is om hier te werken, nam het onderdeel samenwerking voor zijn rekening. Verre buitenlandse avonturen ziet hij totaal niet als een optie voor de TU/e, want samenwerking met de industrie in de Brainport-regio moet in zijn optiek de eerste prioriteit zijn voor de TU/e. "Want met die intentie is de Technische Hogeschool ooit opgericht", aldus de geboren Waalwijker. Smits wees zijn toehoorders erop dat 81 procent van de afgestudeerden van de TU/e in de Brainport-regio aan de slag gaat. Afgezet tegen Delft (12 procent), Twente (5 procent) en Wageningen (2 procent) is volgens hem de importantie van zijn universiteit daarmee overduidelijk. “We zijn een internationale universiteit, die volledig is ingebed in de regio. We willen de samenwerking met de industrie verder versterken en het aantal PDEng’ers en Impuls-programma’s sterk verhogen. Ook zoeken we meer samenwerking met gemeentelijke en provinciale overheden, met medische instellingen en met Fontys.”
Op nationaal vlak moet met de partnerinstellingen uit Utrecht, zowel de universiteit als het medisch centrum, en uit Wageningen een nog sterkere alliantie gesmeed worden om grote maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, vertelde Smits. “We hebben een verantwoordelijkheid om daar oplossingen voor te bedenken.” Op 11 maart 2020 zullen de drie instellingen gezamenlijk een presentatie geven over hun verdergaande samenwerking. Binnen Europa ziet Smits volop perspectieven voor de EuroTech-alliantie. “Hier werken we samen met vijf andere Europese topinstellingen, waarbij veel kansen liggen voor gezamenlijke onderzoeksactiviteiten, voor het uitwisselen van studenten en staf en voor het opzetten van een Europees ingenieursdiploma.”
Persoonlijke leertrajecten
Rector Frank Baaijens sloot als verantwoordelijke voor onderwijs en onderzoek de bijdrage van het College van Bestuur af. Volgens Baaijens biedt de huidige generatie studenten, die is opgegroeid in het digitale en mobiele tijdperk, de universiteit de kans om unieke onderwijskundige veranderingen door te voeren, zoals het leveren van meer flexibiliteit en op de persoon afgestemde leertrajecten. “Onze huidige studenten zijn experts als het aankomt op het werken op online leerplatformen en ons innovatieve BOOST-programma gaat hier een wezenlijke bijdrage aan leveren.”
Challenge-based learning moet volgens hem de basis worden die studenten de vaardigheden gaat bijbrengen waar de industrie tegenwoordig om vraagt. “Dat is de vaardigheid om complexe problemen te kunnen oplossen, om dat te kunnen doen binnen een multidisciplinair team en om daarover goed te kunnen communiceren. Het sluit uitstekend aan bij onze ambitie om T-shaped ingenieurs op te leiden. Ingenieurs die breed georiënteerd zijn en op een bepaald gebied echt de diepte in kunnen gaan.” Baaijens liet weten dat een groep onderzoekers, afkomstig uit alle faculteiten, al aan de slag is gegaan om bestaande basisvakken om te bouwen uitgaande van deze nieuwe onderwijsvorm. Met een beperkte groep studenten, zo’n negentig in totaal, zou komend collegejaar (2020-2021) met deze nieuwe aanpak proefgedraaid moeten worden.
Op het gebied van het onderzoek was Baaijens vanzelfsprekend nog vol van de oprichting van het Eindhoven Artificial Intelligence Systems Institute (EAISI), dat morgen zijn intrek neemt in het Gaslab. Volgens Baaijens wordt AI de grote allesbepalende factor voor heel veel onderzoeksgebieden en brengt het drie van de zes CRT’s (Cross-disciplinary Research Themes) van de TU/e nader bij elkaar. Als belangrijkste toepassingsgebieden noemde hij ‘intelligente machines’, ‘digitale gezondheidszorg’ en ‘mobiliteit’. “Hiermee onderscheiden we ons duidelijk van andere AI-initiatieven in Nederland en Europa en dit zal zeer goed vallen binnen ons eigen ecosysteem.” Baaijens liet weten dat ook gekeken wordt naar de opleidingsmogelijkheden op dit vakgebied.
Respect
Tot slot ging hij in op de geplande veranderingen voor het erkennings- en beloningssysteem voor de academische staf. Volgens Baaijens bestaat er voor wetenschappers een sterke behoefte aan diversiteit in carrièrepaden, “want voor een individuele wetenschapper is het niet mogelijk om op de vier belangrijkste gebieden - onderwijs, onderzoek, impact en leiderschap - tijdens alle fases van je loopbaan even goed te presteren. Het moet daarom mogelijk zijn stappen in je carrière te maken op basis van excelleren in één van deze gebieden, terwijl voor de drie andere basiscriteria behaald worden.”
Voorrang moet daarbij gegeven worden aan onderwijs en onderzoek, aldus Baaijens, iets dat volgens hem ook zou zijn gebleken uit een intern onderzoek onder wetenschappers. Ook op dit vlak is een groep wetenschappers bezig om zo’n nieuw erkennings- en beloningssysteem op poten te zetten. Daarbij moet volgens Baaijens respect voor elkaars werk en activiteiten de essentiële factor zijn.
Discussie