- Onderzoek
- 29/10/2019
TU/e heeft hoogste percentage flexwetenschappers
Wetenschappers komen weer iets vaker in vaste dienst bij universiteiten. Toch zijn tijdelijke contracten nog altijd schering en inslag, vooral in de lagere rangen van de academie. Aan de TU/e werkte eind vorig jaar 52 procent van de wetenschappelijke staf met een tijdelijk contract. Dat is aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde van 39 procent en daarmee is de TU/e in vergelijking met de andere Nederlandse universiteiten procentueel gezien koploper.
Hoogleraren en universitair hoofddocenten hebben bijna allemaal een vast contract, maar in de echelons daaronder zijn tijdelijke contracten heel gewoon. Vakbonden protesteren er al jaren tegen en ook in cao-onderhandelingen is het een heet hangijzer. Minister Ingrid van Engelshoven verweet de universiteiten dit voorjaar nog dat ze te voorzichtig begroten en meer mensen in vaste dienst moeten nemen.
Mogelijk heeft het rumoer enig effect gehad. Landelijk is het aandeel ‘flexwetenschappers’ afgenomen van 42 procent in 2015 naar 39 procent in 2018, blijkt uit de jongste cijfers van universiteitenvereniging VSNU. Alleen Delft, Tilburg en de Open Universiteit gaan tegen de trend in: zij hebben juist méér wetenschappers in tijdelijke dienst dan in 2015. Aan de TU/e zakte het percentage in drie jaar van 54 naar 52.
Vooral universitair docenten zijn weer wat vaker in vaste dienst dan enkele jaren geleden, al heeft nog altijd één op de vier (26 procent) een einddatum in het contract staan. In 2015 gold dat nog voor 31 procent. Woordvoerder Marijtje Jongsma van wetenschapsvakbond VAWO vindt dat op zich bemoedigend, maar wijst tegelijk op de grote verschillen per universiteit. “In Tilburg is nog 61 procent van de universitair docenten in tijdelijke dienst, bij de Erasmus Universiteit 56 procent en in Groningen 43 procent.” Kijkend naar de overzichten van het Business Intelligence Cluster van de TU/e, dat de cijfers van de VSNU tot eind 2017 heeft ingevoerd, lag aan de Eindhovense universiteit het percentage ud's met een tijdelijk contract toen op veertig. Heel anders is dat bij de TU Delft (1 procent) en de UvA (9 procent).
Ook in de categorie ‘overige docenten’ (OWPOW in het jargon) wisselt het beeld nogal: bij de Universiteit Utrecht heeft 82 procent geen vast contract, op de voet gevolgd door de Erasmus Universiteit (75 procent) en Leiden (74 procent). Landelijk heeft nu 51 procent van deze docenten een tijdelijk dienstverband tegen 56 procent in 2015. Aan de TU/e laten de cijfers bij het BI Cluster zien dat eind 2017 maar voor 25 procent van de OWPOW'ers dat het geval was. Maar binnen de categorie OWPOZ, hieronder vallen de postdocs en onderzoekers, werkte toen 95 procent met een tijdelijk contract.
Scheefgroei
Het meest bezorgd is Jongsma over de nog altijd toenemende scheefgroei tussen het aantal studenten en wetenschappers. “Volgens de VSNU-cijfers groeide het aantal ingeschreven studenten tussen 2016 en 2018 met ruim 10 procent (van 264.681 naar 291.277) terwijl het wetenschappelijk personeel (exclusief promovendi) met maar 5,3 procent toenam (van 17.660 fte naar 18.600 fte).”
Ze wijst op de enquêtes van de vakbonden FNV en VAWO onder universitaire medewerkers: “Die hebben de afgelopen drie jaar laten zien dat het wetenschappelijk personeel structureel zo’n twintig procent overwerkt en een hoge werkdruk ervaart. Deze nieuwe cijfers voorspellen weinig goeds.”
Discussie