Kunstbaarmoeder stap dichterbij met EU-subsidie
De totstandkoming van de kunstbaarmoeder is een stap dichterbij, dankzij een subsidie van 2,9 miljoen euro vanuit het EU-programma Horizon 2020 voor een consortium onder leiding van Eindhovense onderzoekers. De hoogleraren Frans van de Vosse (Biomedische Technologie), Loe Feijs (Industrial Design) en Guid Oei (Electrical Engineering en het Máxima Medisch Centrum) zijn in dat Europese consortium de initiatiefnemers.
Op een symposium dat het TU/e Center for Humans & Technology op 29 maart van dit jaar hield, in samenwerking met Next Nature Network, vertelde hoogleraar en gynaecoloog Guid Oei al dat het niet de vraag is of het kan, het verder laten rijpen van een te vroeg geboren baby in een kunstmatige baarmoeder, maar of we dit ook willen. De realisatie van zo'n kunstbaarmoeder is een stuk dichterbij gekomen nu er vanuit Horizon 2020 een subsidie van 2,9 miljoen euro is toegekend aan een consortium dat zich de komende vijf jaar daarop gaat richten.
De kunstbaarmoeder benadert veel meer de natuurlijke omstandigheden van een echte baarmoeder als dat een couveuse dat nu doet. “Het doel is om met een kunstbaarmoeder extreem vroeg geboren kinderen door de kritische periode van 24 tot 28 weken te helpen”, vertelt Oei, die als gynaecoloog werkzaam is in het Máxima Medisch Centrum (MMC) en als deeltijdhoogleraar bij de faculteit Electrical Engineering.
De overlevingskansen van deze baby’s zijn klein; ongeveer de helft overlijdt bij 24 weken zwangerschap. En de baby’s die overleven, hebben vaak hun leven lang problemen met chronische aandoeningen zoals hersenschade, verminderde longfunctie en/of netvliesproblemen met mogelijk blindheid tot gevolg. “Met elke dag dat de groei van een foetus van 24 weken in een kunstbaarmoeder wordt verlengd, stijgt de overlevingskans", vertelt Oei. "Als we de foetale groei van deze kinderen in de kunstbaarmoeder kunnen verlengen tot 28 weken is het risico op voortijdig overlijden teruggebracht tot vijftien procent."
Gebaseerd op vloeistof
“We zullen uitgaan van verschillende technologieën om de kunstbaarmoeder tot stand te brengen”, vertelt Frans van de Vosse, hoogleraar Cardiovasculaire Biomechanica bij de faculteit Biomedische Technologie en coördinator van het project. “De omgeving waarin de te vroeg geboren baby’s worden opgevangen is net als de natuurlijke baarmoeder op vloeistof gebaseerd. Hierin vindt dus geen beademing met zuurstof via de longen plaats. Zuurstof- en voedingsstoffenuitwisseling verloopt via de navelstreng met behulp van een kunstmatige placenta. Het systeem dat daarvoor zorgdraagt, monitort continu de toestand van de baby. Denk hierbij aan hartslag en zuurstofvoorziening, maar ook hersen- en spieractiviteit. Geavanceerde computermodellen die de toestand van de baby simuleren worden gebruikt om zeer snel de arts te ondersteunen in besluitvorming omtrent de instellingen van de kunstbaarmoeder”.
Binnen het project is ook de groep Industrial Design of Embedded Systems onder leiding van hoogleraar Loe Feijs actief. Zij ontwikkelen een foetale oefenpop die nauwkeurig veel te vroeg geboren baby’s in een intensive care-instelling kan simuleren. Hiermee kan de kunstbaarmoeder in een realistische testomgeving worden geëvalueerd voordat het in de kliniek zal worden toegepast.
“De komende vijf jaar gaan we deze technologieën in Europees wetenschappelijk verband verder onderzoeken, testen en uitwerken om tot een eerste prototype kunstbaarmoeder te komen. Dat is een geweldig mooie uitdaging”, aldus Oei. TU/e en MMC zijn initiatiefnemer van dit Europees consortium in samenwerking met LifeTec Group, Nemo Healthcare, Politecnico di Milano en Universitätsklinikum Aachen. Deze partners beschikken over expertise op alle deelgebieden die nodig zijn om de kunstbaarmoeder te ontwikkelen.
Discussie