Slaapapneu opsporen in je eigen bed
In de toekomst hoef je niet meer gekoppeld aan draden de nacht door te brengen om te testen op het veelvoorkomende slaapapneu. Dankzij een nieuwe methode ontwikkeld door onderzoekers van de TU/e, Philips en Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe kunnen patiënten straks comfortabel in hun eigen bed de metingen doen. De methode omvat een algoritme dat slaapapneu kan vaststellen uit variaties in het hartritme, schrijven ze in het tijdschrift Scientific Reports.
Maar liefst tien procent van de Nederlanders leidt aan een slaapstoornis, waarvan slaapapneu het meest voorkomt. De tong of de huig blokkeert in dat geval de luchtpijp meerdere keren per nacht, waardoor de patiënt tijdelijk geen lucht meer krijgt. De slaap blijft daardoor oppervlakkig, wat onder andere leidt tot vermoeidheids- en concentratieproblemen, en op termijn zelfs de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Waar slaapapneu meestal goed te behandelen is, wordt de diagnose vaak laat gesteld.
Om op slaapapneu te testen, moeten patiënten nu een slaaptest ondergaan. Hierbij meten artsen ‘s nachts onder meer de hersenactiviteit, de ademhaling en het zuurstofniveau in het bloed. Maar slapen met allerlei draden aan het hoofd maakt de meting onprettig én beperkt representatief. Ook doordat op die manier maar één nacht wordt gemeten.
Hartritme onthult slaapapneu
TU/e-onderzoeker Sebastiaan Overeem, die ook als slaaparts werkt bij het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe, presenteert samen met promovendus Gabriele Papini en collega’s nu een nieuwe, eenvoudige methode om slaapapneu te kunnen vaststellen. Ze ontdekten dat bepaalde variaties in het hartritme een goede indicatie kunnen zijn voor slaapapneu. Overeem: “Door die variaties te analyseren, is het mogelijk om vast te stellen of iemand wakker is of slaapt. Ook ontdekten we patronen waarmee ademstops te detecteren zijn.”
Na die ontdekking werkte Overeem met zijn team aan een algoritme dat deze gegevens zelfstandig kan analyseren. Zo leerde het algoritme uit bestaande gegevens van ruim 250 patiënten nauwkeurig te bepalen wanneer bepaalde hartritmepatronen duiden op slaapapneu. Overeem: “Onze methode blijkt daarbij heel goed overeen te komen met de huidige meetwijze.”
De nieuwe methode werkt zelfs bij mensen met een complexe mix van slaapstoornissen. “Onze aanpak maakt het mogelijk dat patiënten thuis, met bijvoorbeeld een slimme pleister, wearable of matras, zichzelf langdurig kunnen meten”, zegt Overeem.
Meten over langere periode
De volgende stap is om het algoritme los te laten op gegevens verkregen met een wearable. Binnenkort starten de onderzoekers daarom een nieuw onderzoek gericht op mensen die net van de huisarts een doorverwijzing hebben gekregen naar een slaapkliniek. “We vragen hen om twee weken lang een medische smart watch te dragen, waarna we de uitslag van ons algoritme kunnen vergelijken met die uit het uitgebreide slaaponderzoek”, legt Overeem uit.
Naast het valideren van het algoritme, wil Overeem graag onderzoeken of mensen in de kliniek anders slapen dan in hun eigen bed. Verder is hij benieuwd of het meten over een langere periode de diagnose slaapapneu betrouwbaarder maakt en of zo de ernst van de aandoening beter kan worden ingeschat. Overeem: “Hopelijk zijn deze resultaten ook een aanzet tot het verbeteren van de goedkope, maar vaak nog onbetrouwbare wearables die nu op de markt zijn, zodat deze voor medische toepassingen inzetbaar zijn.”
Discussie