Keuzegids Universiteiten ziet geen topopleidingen in Eindhoven
De TU/e moet het momenteel doen zonder ‘topopleidingen’. Die conclusie trekken de samenstellers van de Keuzegids Universiteiten 2020, die vandaag is uitgekomen. Hierin komt de TU/e met een score van 59,5 op een gedeelde achtste plaats. Geen van de beoordeelde Eindhovense bacheloropleidingen wordt dit jaar gezien als beste in zijn soort in Nederland.
Overall scoort de TU/e een punt lager dan vorig jaar; in de ranking laat de universiteit haar klassieke rivaal TU Delft (58,5 punten) nog net achter zich, maar komt de TU/e op ruime achterstand van de Universiteit Twente (68,6). Het vierde lid van de 4TU, Wageningen, voert de lijst van Nederlandse universiteiten aan met een score van 74.
Van alle TU/e-bacheloropleidingen in de Keuzegids scoort niet één hoger dan concurrerende opleidingen elders in Nederland. Ook komt geen enkele bacheloropleiding aan de benodigde 75 punten voor het predicaat ‘topopleiding’. Vorig jaar viel die eer nog wel ten deel aan Scheikundige Technologie en Technische Natuurkunde, en twee jaar geleden stond ook Technische Wiskunde nog in het rijtje topopleidingen.
Lex Lemmens, dean van het Bachelor College, verwacht geen grote invloed van de ongunstige beoordelingen in de Keuzegids. “Onze ervaring is dat het wel of niet hebben van het Keuzegids-predicaat ‘beste opleiding’, geen grote invloed heeft op de instroom. Dat neemt niet weg dat wij de onderliggende data van de Keuzegids goed bestuderen als input voor de sturing van de kwaliteit van ons onderwijs.”
Beste technische universiteit
De TU/e werd door de samenstellers van de Keuzegids Universiteiten tot en met de editie van 2017 jarenlang gezien als de beste technische universiteit van Nederland, een titel waarop de nog beter presterende ‘landbouwuniversiteit’ Wageningen overigens geen aanspraak maakte. Daarnaast bivakkeerde de universiteit enkele jaren in de top-drie van Nederlandse universiteiten. In de Keuzegids van 2015 kregen nog zeven Eindhovense opleidingen het predicaat ‘topopleiding’.
Sindsdien is de TU/e flink gezakt in de rankings, een ontwikkeling waarvoor de sterke groei van het aantal studenten als voornaamste boosdoener wordt gezien. Niet voor niets is de instroom bij een aantal opleidingen sinds enkele jaren begrensd door een numerus fixus.
“Globaal toont de Keuzegids wat de TU/e betreft een stabiel beeld ten opzichte van vorig jaar”, oordeelt Lemmens. “We staan op dezelfde plaats in de ranglijst, met een vergelijkbare totaalscore.” Volgens de dean wordt desalniettemin hard gewerkt aan verbetering van het bacheloronderwijs. “Sinds kort hebben we meer armslag om aan kwaliteitsverbetering te werken, onder meer dankzij de studievoorschotmiddelen.” Als lopende maatregelen noemt hij onder meer het aantrekken van extra academische staf, het inzetten van extra student-assistenten, extra studieruimtes en werkplekken en ICT-innovaties om het onderwijs te flexibiliseren en personaliseren.
Methodologie
Vergeleken met vorig jaar heeft de Keuzegids overigens wel kleine aanpassingen doorgevoerd in de methodologie: zo is er dit jaar voor het eerst een deelscore voor ‘diploma na 4 jaar’, en is de categorie ‘aantal contacturen’ geschrapt. Beide veranderingen blijken ongunstig voor de TU/e, aangezien de universiteit positief scoorde op contacturen, en nu gemiddeld negatief op het percentage studenten dat na vier jaar zijn diploma heeft behaald.
Opvallende dalers in de Keuzegids zijn Electrical Engineering (nu 54 punten, tegen 66 vorig jaar) en Biomedische Technologie (ook 54 dit jaar, dat was vorig jaar nog 70). Daarentegen klommen Bouwkunde, Industrial Design en Technische Bedrijfskunde elk naar een score van 60 punten. Vorig jaar scoorden die bacheloropleidingen respectievelijk 52, 54 en 58 punten. De best scorende opleidingen van de TU/e zijn volgens de Keuzegids nu Scheikundige Technologie (72 punten) en Technische Natuurkunde (70 punten).
De samenstellers van de Keuzegids maken gebruik van onderwijsstatistieken van de VSNU, gegevens uit de WO-monitor (uitgevoerd door het onderzoeksinstituut IVA, in opdracht van de VSNU) en accreditatiegegevens van de NVAO. Daarnaast baseren ze zich op de resultaten van de Nationale Studenten Enquête en de landelijke Studiekeuzedatabase.
Discussie