Nieuwe meetmethode maakt ervaring van slapeloosheid beter zichtbaar
Morgen is het Internationale Dag van de Slaap, waarop het onder meer draait om gezondheidsproblemen die slapeloosheid met zich mee kan brengen. Een deel van de mensen met chronische slapeloosheid dénkt dat ze periodes niet geslapen hebben, terwijl slaapmetingen laten zien dat dat wel zo was. Wetenschappers konden tot nu toe niet goed de vinger leggen op de oorzaak van deze ‘slaapmisperceptie’. Maar uit nieuw onderzoek van onder meer de TU/e blijkt dat juist de periode ná het inslapen bepalend is voor het ervaren van deze slaapproblemen.
Maar liefst één op de tien Nederlanders heeft last van slapeloosheid, ook wel insomnie genoemd. Een deel van de mensen met insomnie kampt met uitgesproken slaapmisperceptie. TU/e-promovenda Lieke Hermans (faculteit Electrical Engineering) legt uit: “Iemand kan dan ervaren dat hij vrijwel niet geslapen heeft, terwijl hij in werkelijkheid meerdere uren slaapt”. Haar promotor Sebastiaan Overeem, TU/e-hoogleraar en arts-somnoloog bij Kempenhaeghe, vult aan: “Patiënten krijgen daardoor soms het gevoel dat ze niet serieus worden genomen. Ons onderzoek toont aan dat slaapmisperceptie reëel is, en geeft meer inzicht in het onderliggende mechanisme.”
Nieuwe methode
Hoewel de totale slaaptijd voldoende kan zijn, hebben de onderzoekers nu gevonden dat de lengte van de stukken slaap in de eerste anderhalf uur van de nacht bij mensen met slaapmisperceptie veel langer moet zijn om het gevoel te geven dat ze goed slapen. Een moeilijke slaper die binnen een half uur na inslapen wakker wordt, voelt namelijk niet dat hij geslapen heeft. Terwijl goede slapers maar tien minuten aaneengesloten slaap nodig hebben om zich bewust te zijn van hun slaap. “Ons model laat dus zien dat mensen met misperceptie niet zozeer anders slapen, maar de slaap daadwerkelijk anders beleven”, aldus Hermans.
De huidige methode om slaap te interpreteren, is volgens de onderzoekers dus toe aan een update. Een belangrijke maat voor slaapartsen is namelijk de tijd die een patiënt nodig heeft om in slaap te vallen. Met behulp van elektrodes die de hersenactiviteit meten, maken ze hiervoor een elektroencefalogram (EEG). Overeem: “In de slaapgeneeskunde is afgesproken dat een patiënt in slaap is gevallen als op het EEG de eerste tekenen van slaap zichtbaar worden. Het proces van in slaap vallen is daarmee echter nog niet compleet; we laten nu zien dat de duur en structuur van die eerste slaap ook van diagnostische waarde is.”
Perceptie van het inslaapmoment
Hermans startte haar onderzoek met de vraag: ‘Hoe lang moet je onafgebroken slapen om je ervan bewust te zijn dat je geslapen hebt?’. Ze focuste haar onderzoek op mensen rond de zestig jaar oud en onderzocht de EEG-metingen van 20 proefpersonen met slapeloosheid en 21 goede slapers. Alle proefpersonen gaven na een nacht slaap aan hoe lang ze dachten dat ze de avond ervoor wakker lagen. “Ik ontwikkelde vervolgens een model waarin ik de invloed onderzocht van tussendoor wakker worden tijdens het eerste deel van de nacht op de perceptie van het inslaapmoment”, legt Hermans uit.
De onderzoekers gaan het ontwikkelde model toetsen in een vervolgonderzoek. Daarin kijken ze naar de slaapgegevens van honderdzestig mensen van verschillende leeftijden die een nacht hebben geslapen in het Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe. Dit grotere onderzoek moet onder meer uitwijzen of er een verschil is tussen ouderen en jongeren, en in hoeverre de slaapmisperceptie varieert tussen mensen met insomnie.
Het onderzoek maakt deel uit van het Eindhoven MedTech Innovation Center (e/MTIC), een samenwerkingsverband van het Catharina Ziekenhuis, het Máxima Medisch Centrum, het Centrum voor Epilepsie en Slaapproblemen Kempenhaeghe, Philips en de TU/e.
Discussie