TU/e gaat proefdraaien met digitale onderwijsprojecten
Aan plannen voor digitale innovatieve onderwijsprojecten is aan de TU/e geen gebrek. Geld om ermee aan de slag te gaan, is er nu ook. Het komt uit de pot met studievoorschotmiddelen. In het programmaplan BOOST staan al mogelijke projecten opgesomd, waaruit binnenkort een keuze wordt gemaakt. De universiteitsraad is akkoord met het plan, maar eist wel dat in een Code of Conduct wordt vastgelegd dat de data die worden verzameld over individuele studenten, niet voor persoonlijke beoordelingen worden gebruikt.
Fred Gaasendam, een van de opstellers van BOOST, is de komende vijf jaar als programmamanager verantwoordelijk voor de kwaliteit en uitvoering van de projecten. Een stuurgroep, waar naast de deans van het Bachelor College en de Graduate School ook een student in zit, bepaalt waar de komende jaren geld in wordt gestoken. Gaasendam legt uit dat dit geld - dit jaar al één miljoen euro en de jaren daarna oplopend tot twee miljoen - afkomstig is van het ministerie van OCW en dat deze middelen zijn vrijgekomen door de invoering van het leenstelsel. Deze zogeheten studievoorschotmiddelen zijn bedoeld om extra investeringen te doen die het onderwijs kwalitatief moeten verbeteren.
Het programmaplan BOOST, wat staat voor Be the Owner of your Own STudy, beschrijft wat de TU/e tot op heden heeft gedaan aan de digitalisering van het onderwijs, zoals de invoering van Canvas en Osiris, en kijkt naar projecten voor de toekomst. Gaasendam zegt er direct bij dat die projecten als experimenten gezien moeten worden en dat ze niet meteen zichtbaar zullen zijn in het reguliere onderwijsprogramma.
“Als iemand bij ons een goed experiment voordraagt, zullen we dit in principe gaan uitvoeren. Afhankelijk van de resultaten die daaruit voortkomen, zal een beperkt aantal van die experimenten dan generiek verder worden uitgewerkt. Daarbij is het uitgangspunt dat het project moet vallen binnen de onderwijsvisie van de universiteit en er wordt onderzocht of een project niet al aan een andere instelling is uitgevoerd.”
Code of Conduct
Data die tijdens de uitvoer van projecten worden verzameld over individuele studenten, zogeheten learning analytics, mogen volgens de universiteitsraad nooit gebruikt worden bij de persoonlijke beoordeling van een student. In een gedragscode moet dat worden vastgelegd en die moet ook ter advisering worden voorgelegd aan de U-raad. Volgens Gaasendam gaat het dan bijvoorbeeld om gegevens die iets zeggen over hoe vaak of hoe lang een student een instructievideo heeft bekeken. Gaasendam: “We moeten sowieso kijken welke grenzen de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) stelt aan het gebruik van deze data. In een Code of Conduct komen hierover duidelijke afspraken, die eerst zullen worden afgestemd met het College van Bestuur en de U-raad.”
In het programmaplan staan al mogelijke projecten omschreven. Die variëren van het ontwikkelen van mini-bachelors en mini-masters (kleine onderwijspakketten van vijftien studiepunten, waar een apart certificaat voor wordt afgegeven) tot het online aanbieden van onderwijsprogramma’s die het voor hbo-studenten makkelijker moeten maken in te stromen in een master. Ook het bouwen van een digitaal platform ter ondersteuning van de eigen docenten wordt genoemd, waar ze ervaringen en tips kunnen uitwisselen.
Gaasendam verwacht dat over enkele weken de eerste keuzes gemaakt zijn, zodat nog voor de zomervakantie met de eerste pilots gestart kan worden. Naast Gaasendam als programmamanager van BOOST is hoogleraar Hans Cuypers van Wiskunde en Informatica aangesteld als ambassadeur van het programmaplan. Naast het onderhouden van een netwerk is het zijn taak om de doelen en resultaten van het programma wereldkundig te maken, zowel binnen als buiten de universiteit.
Discussie