Dalend aandeel vrouwelijke promovendi geldt niet voor TU/e
Terwijl het aandeel vrouwen in alle wetenschappelijke functies toeneemt, geldt voor promovendi het tegenovergestelde, bleek onlangs uit de Monitor Vrouwelijk Hoogleraren 2018. Tussen 2011 en 2017 is het aandeel vrouwelijke promovendi landelijk gedaald van 44,2 naar 42,7 procent. Aan de TU/e is dat aandeel juist licht gestegen, van 26,6 naar 27,3 procent.
Corlien van Dam, HR-beleidsadviseur bij DPO, noemt de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren een waardevolle jaarlijkse publicatie. Zij heeft Diversity & Inclusion in haar portefeuille en heeft daarmee als taak de diversiteit van de totale groep medewerkers aan de TU/e te vergroten. “In een diverse omgeving krijg je een betere output, dat is wetenschappelijk bewezen. Onze internationale diversiteit is prima; aan de man-vrouwverhouding kan nog veel verbeterd worden.”
In de monitor van dit jaar leest ze dat het aandeel vrouwelijke promovendi tussen 2011 en 2017 aan de TU/e is gestegen met 0,7 procent naar 27,3. “Dat is fijn, maar dat maakt ons nog niet blij. Het percentage vrouwen moet hoger”, zegt Van Dam.
Bedrijfsleven
Van Dams collega Angelique Wouters (HR Analytics) voegt toe dat de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2018 de promovendi die niet op loonlijsten van universiteiten staan, níet meerekent - terwijl dat aan de TU/e een aanzienlijk deel is. “Er zijn veel promovendi die betaald worden door het bedrijfsleven of die met een beurs bij ons werkzaam zijn, de zogenoemde NOP’ers (Not On Payroll). In 2017 waren dit er meer dan zeshonderd van de in totaal ruim vijftienhonderd. Als we de NOP’ers meerekenen, is het aandeel vrouwelijke promovendi bijna 31 procent.”
Streefcijfers
Zo’n vijf jaar geleden zijn aan de TU/e streefcijfers opgesteld voor 2020 voor het aandeel vrouwelijk personeel binnen de categorieën UD’s (35 procent), UHD’s (25 procent) en hoogleraren (20 procent). Van Dam: “Daar zitten we nog ver vandaan, maar in de nieuwste jaarcijfers zie ik dat we ten opzichte van 2017 met wel drie procent zijn gestegen qua vrouwelijke hoogleraren - van twaalf naar vijftien procent. Dat is gelukkig niet ten koste gegaan van het aandeel UHD’s, dat percentage is op zestien gebleven. Er zijn het laatste jaar naar verhouding ook meer vrouwelijke UD’s gekomen, dit percentage is gestegen van 26 naar 28 procent.”
Voor promovendi bestaan nog geen streefcijfers. Maar Van Dam verwacht dat dat dit voorjaar, wanneer de nieuwe streefcijfers worden bepaald, besproken gaat worden in de Diversity Committee onder leiding van Eva Demerouti. “Het is zo belangrijk dat we de aanwas vrouwen in de gaten houden. Ooit is aan decanen en faculteitsbesturen gevraagd vrouwelijke talenten te stimuleren en in ieder geval met ze te praten over hun beweegredenen om wel of niet in de wetenschap te blijven werken. We gaan bespreken of er - nieuwe - actie nodig is, en welke.”
Geen goed teken
Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven laat niet uitzoeken hoe het komt dat vrouwen minder vaak promoveren dan mannen. Pas als blijkt dat die trend doorzet, overweegt ze een nadere analyse. Te laat, vindt voorzitter Anne de Vries van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Zij ziet meer dan genoeg reden om nu al te kijken wat de oorzaken zijn. “Het aandeel vrouwen daalt al zes jaar op rij. Als je een gelijke man-vrouwverdeling nastreeft, is dat geen goed teken.”
Er zijn tal van mogelijke oorzaken te bedenken voor de daling en die hoeven lang niet allemaal zorgwekkend te zijn, zegt De Vries. “Misschien zijn er meer buitenlandse promovendi bijgekomen en zitten daar meer mannen tussen dan vrouwen. Dan zegt het meer over de wetenschapscultuur in sommige andere landen dan over Nederland. Of er is meer onderzoeksgeld vrijgekomen voor bètawetenschap, waar verhoudingsgewijs meer mannen werken.
Maar andere oorzaken zouden wél zorgelijk zijn. Als het vak van wetenschapper voor vrouwen minder aantrekkelijk wordt bijvoorbeeld. “Of, erger nog, als vrouwen minder snel een promotieplek krijgen dan mannen. Die oorzaak wil je echt uitsluiten en dat kunnen we nu niet.”
Discussie