Wat is je favoriete plek in huis? En waarom?
“Dat is de kamer van een huisgenoot. Voor mij is dat meer de gemeenschappelijke ruimte dan onze daadwerkelijke gemeenschappelijke ruimte. Dat komt eigenlijk omdat daar een mooie grote televisie hangt. Daar kijken we dan series en films op. Ons studentenhuis is sowieso heel erg gezellig. Alle deuren van de kamers staan altijd open, dus we lopen regelmatig even bij elkaar naar binnen.”

Op welke prangende vraag zou je het antwoord willen hebben?
“Dat is best lastig. Je gaat dan al snel denken aan dingen als ‘waar gaat het heen?’ en ‘wat is het doel?’. Ik houd me wel graag bezig met dat soort vragen, of over geluk bijvoorbeeld. Want iedereen wil gelukkig zijn, maar hoe word je dat dan? Ik wil gelukkig zijn, wat eigenlijk best wel egoïstisch is.”

“Ik heb een filosofische en een natuurkundige kant. Ik zou graag antwoord willen hebben op hoe het leven zal zijn in de hele verre toekomst. Hoe ziet het er dan uit? Daar zit denk ik zowel filosofie als natuurkunde in. Maar of ik die vraag ook echt beantwoord wil hebben, weet ik niet.”

Welk vak zou je willen doceren?
“Dat vind ik een heel leuke vraag! Want ik heb altijd geweten dat ik later les wil geven. Lesgeven vind ik het mooiste vak dat er is. Sommige mensen kunnen moeilijke onderwerpen heel begrijpelijk overbrengen, dat vind ik heel bijzonder. Je intelligentie kunnen delen met anderen of anderen iets leren, is prachtig.”

“Het vak wat ik uiteindelijk zou willen doceren, is Quantum Physics; voor mij is dat de essentie van de natuurkunde. Voor die tijd, op de middelbare school, leer je de basis. Maar bij Quantum Physics werd ik nog enthousiaster over natuurkunde.”

Wie of wat ontroert je het meest?
“Hier hoef ik niet lang over na te denken: mijn ouders. Ze zijn uit elkaar sinds ik zeven jaar was. Dat heb ik altijd prima gevonden, ik zag er vooral het positieve van in. Zoals: twee keer kerst en twee vakanties. Met mijn moeder kan ik overal over praten, omdat ik zoveel op haar lijk. Als mijn vader zegt dat hij trots op me is, dan doet dat mij bijvoorbeeld heel veel. Mijn ouders ontroeren me niet op de manier dat ik constant emotioneel ben bij ze, maar ik acht hun mening erg hoog.”

Aan wie zou je een vraag willen stellen, en welke?
"Ik denk dat ik pas aan het einde van mijn leven hier antwoord op kan geven. Als ik alles wat ik kan weten, al weet. Wat er dan overblijft, is mijn vraag. Hij lijkt ook een beetje op vraag twee, dus deze leg ik weg.”

Wie was je eerste grote liefde?
“Mijn eerste échte liefde was op de middelbare school. Ik was toen dertien, geloof ik. En, misschien een cliché, maar ik wist het meteen. Toen ik haar voor het eerst zag dacht ik meteen, ‘jij bent echt heel leuk!’. Het had ook sitcomachtige taferelen. We hebben wel eens gedatet en gekust, maar de liefde werd nooit uitgesproken met woorden. We hebben ook nooit verkering gehad. Toen wist ik nog niet zo goed hoe ik met die gevoelens moest omgaan.”

“Soms denk ik nog wel eens aan haar: wat als ik wat assertiever was geweest? Maar dat is ook onzin natuurlijk. Ze woont nu samen volgens mij.”

In onze rubriek de Vragenbank laten we studenten en medewerkers vijf kaartjes uit onze hoge hoed met vragen trekken. Eén vraag mag worden geruild. Het volgende interview verschijnt over drie weken.