In opdracht van de Royal Academy of Engineering heeft Ruth Graham, onafhankelijk consultant voor het hoger onderwijs, een teaching excellence framework ontwikkeld. Dit werd in april 2018 gepubliceerd en toont de stappen die een docent kan nemen om een topper in zijn vakgebied te worden.

“Dit opent de deur om een carrière te maken op het gebied van onderwijs en onderwijsinnovatie”, zegt Birgit Pepin. Ze is de leider van het 4TU.Centre for Engineering Education (4TU.CEE). “Daarom ben ik blij dat, als vervolg op dit framework, een aantal universiteiten wereldwijd samen met Ruth Graham het initiatief genomen heeft om een longitudinale studie op te zetten om te kijken of de cultuur op het gebied van teaching verandert.” De vier technische universiteiten doen allemaal mee aan deze Teaching Cultures Survey.

1884 docenten

“Concreet betekent dit dat er op 11 februari een vragenlijst uitgaat aan al het onderwijzend personeel van onze universiteit,” zegt Chantal Brans, coördinator van het 4TU.CEE. Bijna tweeduizend mensen zijn dat, onder wie 931 PhD’s en 185 hoogleraren. Het onderzoek is longitudinaal; tot 2023 is er om het jaar een vragenlijst te verwachten. Er doen vijftien universiteiten mee.

“Door het meedoen spreken de vier TU’s uit dat ze onderwijscultuur belangrijk vinden”, zeggen Pepin en Brans. “Wij willen ook weten hóe docenten de cultuur aan hun universiteit ervaren. Hoe professionaliseren ze? De vergelijking van de vier technische universiteiten onderling is ook interessant. Kunnen we iets samen oppakken en wat kunnen we van elkaar leren?”

Wat wil Graham weten?

De vragenlijst heeft vragen op drie niveaus. Over jezelf als docent bijvoorbeeld: in hoeverre vind je dat je didactische training nodig hebt als je zelf inhoudelijk expert bent? Over je rol in het docententeam: worden je vaardigheden besproken bij het jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprek? En over de cultuur aan de universiteit: in hoeverre ondersteunt je werkgever jou in je ontwikkeling?

De vragenlijst van 11 februari is een nulmeting. Begin april komt er op basis van deze meting een tussentijdse rapportage voor de eigen instelling. Op basis hiervan zal een werkgroep onder leiding van de directeur van Dienst Personeel en Organisatie een advies uitbrengen aan het College van Bestuur over de te nemen vervolgstappen.