Sluitstuk | De schaduwzijde van het digitale tijdperk
Hartslag en ademhaling, slaappatroon en menstruatiecyclus, hobby’s en vrienden, seksuele voorkeur en GPS-coördinaten. We geven steeds meer digitale informatie weg over onszelf, en zonder dat we ons ervan bewust zijn, komen veel van die gegevens terecht bij de grote technologiebedrijven - Google, Facebook, Amazon, Microsoft en Apple. Techniekfilosofe Marjolein Lanzing schreef een proefschrift over deze volgens haar zorgwekkende ontwikkeling.
Zomaar een voorbeeld: op 1 november kocht Google voor ruim twee miljard dollar Fitbit Inc., de maker van de gelijknamige activiteitstrackers, inclusief de database met de gezondheidsgegevens van de gebruikers. Dat betekent dat het bedrijf achter de browser die je wellicht gebruikt (Chrome), misschien ook je mail beheert (Gmail), weet welke video’s je kijkt (YouTube) en je smartphone bestuurt (Android), nu ook ziet of je wel goed slaapt, voldoende beweegt, en of je een hartafwijking hebt.
De diensten van bedrijven als Google kunnen heel nuttig zijn om meer over jezelf, anderen, en de wereld te weten te komen, en stellen je zo in staat om je leven op een betekenisvolle manier vorm te geven. Ze vergroten daardoor je autonomie. Tenminste, zo wordt het aan de consument verkocht. En hoewel bovenstaande bewering op zich wellicht klopt, is dat niet waar het Google, of concurrenten als Facebook, Apple, Microsoft en Amazone - de zogeheten Big Five - uiteindelijk om gaat. “Zij willen meer over jou te weten te komen”, zegt Marjolein Lanzing. Die informatie is namelijk heel veel geld waard. “Tinder, bijvoorbeeld, is uiteindelijk niet zozeer geïnteresseerd in de liefde, maar in jouw persoonlijke data, waarmee ze gericht advertenties en abonnementen kunnen verkopen.”
Beslissingsprivacy
Lanzing onderzocht als promovenda in de groep Philosophy & Ethics van de TU/e in hoeverre de aantasting van de privacy door commerciële digitale diensten, van self-trackers als de fitbit tot dating-apps als Tinder en sociale media als Instagram, er niet juist toe kan bijdragen dat de gebruikers worden beperkt in hun autonomie. “Daarvoor heb ik niet alleen naar de bekende informationele privacy gekeken - hoe regelen we toegang tot persoonlijke informatie, en hoe kunnen we controleren wat anderen van ons weten - maar ook naar zogeheten beslissingsprivacy. Daarbij draait het om wie zich met jouw beslissingen mag bemoeien, en in hoeverre je daar controle over hebt. Dan moet je denken aan het schandaal rond Cambridge Analytica, waarbij persoonlijke informatie van Facebook werd gebruikt om kiezers te beïnvloeden zonder dat zij dat beseften. Het is waanzinnig belangrijk om mensen daartegen te beschermen, dus daarom heb ik dat concept beslissingsprivacy, een bestaand maar niet zo bekend filosofisch idee, in mijn proefschrift maar eens afgestoft.”
Daarnaast maakte Lanzing, inmiddels als postdoc verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, een studie van het gedrag van met name jonge meisjes op Instagram. “Je ziet dat er sprake is van veel surveillance, niet in de zin van een overheid die burgers controleert, maar de meisjes op Instagram houden elkaar wel extreem goed in de gaten. Wie deelt of liket wat, en waarom, hoe zie je er uit - foto’s worden eerst uitgebreid gedeeld voor evaluatie voordat ze worden gepost, het moet er namelijk wel sexy uitzien, maar niet sletterig.” Die openlijke surveillance van peers wordt nog aangevuld door minder zichtbare commerciële surveillance, benadrukt Lanzing: “Er worden bepaalde stereotypes gepromoot door middel van advertenties gericht op gebruikers waarvan het platform weet dat ze daar vatbaar voor zijn. Dat heeft een grote impact op die jonge mensen.”
Bits of Freedom
Ook werpt Lanzing, in haar vrije tijd bestuurslid van Bits of Freedom, in haar proefschrift de vraag op of persoonlijke gegevens überhaupt wel gezien zouden moeten worden als handelswaar. “Sommige zaken zijn dat in onze ogen overduidelijk wel: denk aan een bakker die brood verkoopt. Dat is geen probleem. Maar handel in organen vinden we in het algemeen geen goed idee.” Dat persoonlijke data het voornaamste handelswaar van de grote techbedrijven aan het worden is, is volgens de filosofe problematisch. “Ze verwerven daarmee veel macht over onze levens. Macht die bovendien moeilijk valt te controleren. Overheden kun je op deze kwestie aanspreken, maar bij bedrijven is dat veel lastiger. En er zijn al voldoende excessen bekend, zoals Cambridge Analytica dus.”
Ze noemt nog een voorbeeld: “De app Maya, waarmee vrouwen hun cyclus kunnen bijhouden, heeft die informatie verkocht aan Facebook, die daarmee weer gericht kan adverteren.” Tijdens de zwangerschap, en in een bepaald deel van hun cyclus, zijn vrouwen namelijk vatbaarder voor dergelijke beïnvloeding. En dan hebben we het nog niet gehad over samenwerking van de Big Five met bijvoorbeeld zorg- en andere verzekeraars. “In die ontwikkelingen schuilen grote risico’s. En dat zijn problemen die je niet kunt afwentelen op individuele burgers, daar moet op het niveau van overheidsbeleid over worden nagedacht. Hopelijk draagt mijn proefschrift daaraan bij.”
Discussie