- Onderwijs
- 02/12/2019
“Nu even geen nieuwe Haagse ideeën”, schrijft minister Van Engelshoven in haar langverwachte Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek, die vandaag verschijnt. Ze wil liever “doen wat nodig is om meer rust en stabiliteit te brengen”. Ze schreef het ter geruststelling, legt ze uit. “Niemand wil zich afvragen: 'Wat hebben ze daar in Den Haag nu weer allemaal bedacht?'.”
Er is nogal wat onrust in het hoger onderwijs en die komt deels voor rekening van de minister zelf. Ze gooide een flinke steen in de vijver door zo’n honderd miljoen euro te verschuiven van de algemene naar de technische universiteiten. Het leidde bijna tot een scheuring in universiteitenvereniging VSNU en haar relatie met de universiteiten belandde op een dieptepunt.
Ze schudt het van zich af. “Besturen is ook verantwoordelijkheid nemen en niet alleen maar zorgen dat iedereen je aardig vindt”, blikt ze terug. De ingreep was echt nodig, vindt ze nog steeds. “Jongeren die voor techniek willen kiezen, komen anders voor een gesloten deur te staan. Dat kon helemaal niemand aan de samenleving uitleggen.”
Door het ventiel een klein beetje open te zetten, halen we de overdruk weg
Liever praat ze over haar plannen voor de toekomst. “We hebben in Nederland ontzettend goed hoger onderwijs en onderzoek”, stelt ze. “Het is toegankelijk en van hoge kwaliteit, allemaal heel mooi, alleen loopt het tegen zijn grenzen aan. Daarom moeten we de basis van het stelsel versterken, zodat het ook in de toekomst houdbaar blijft.”
Want de werkdruk van docenten en wetenschappers loopt te hoog op en ook studenten lijden onder stress, staat in de agenda. “Door het ventiel een klein beetje open te zetten, halen we de overdruk weg.”
Haar rode draad: ze wil minder concurrentie en meer samenwerking. Universiteiten en hogescholen zouden minder hard moeten vechten om studenten. In plaats daarvan moeten ze samen ervoor zorgen dat studenten op de juiste plek terechtkomen.
En daarom wil ze toch iets radicaals doen. De financiering van het hoger onderwijs wordt minder afhankelijk van studentenaantallen. Veel of weinig studenten, het maakt straks minder uit. De onderwijsinstellingen krijgen in plaats daarvan een hogere ‘vaste voet’.
Kleine opleidingen
Dat kan onder meer een oplossing zijn voor de problemen van kleine opleidingen. “Als de samenleving zegt: 'Bepaalde opleidingen moeten hoe dan ook blijven bestaan, zelfs als ze weinig studenten trekken', dan moeten die ook voldoende financiering krijgen. Zulke opleidingen zouden niet iedere dag moeten vechten voor hun bestaan.”
De gedachten gaan meteen naar de opleiding Nederlands, waarover zoveel te doen is: de studenten blijven weg, onderzoek naar de Nederlandse taal en literatuur dreigt te verschralen, de kritiek is niet van de lucht. Wil zij met haar ingreep de Neerlandistiek redden?
Ja, die opleiding heeft ze inderdaad op het oog. Maar het gaat niet alleen om Nederlands, zegt ze meteen. “Er zijn meer kleine unieke opleidingen die van belang zijn, bijvoorbeeld in de moderne talen.”
Een ‘vaste voet’ is overigens niets nieuws, want die krijgen de onderwijsinstellingen nu ook al. Van Engelshoven wil hem alleen meer gewicht geven en in één moeite door kijken hoe het zit met de historisch gegroeide verschillen tussen de universiteiten. Sommige krijgen van oudsher meer geld dan andere. “Niemand kan het uitleggen. Daar gaan we opnieuw naar kijken”, zegt ze.
Kritiek
Het plan kan voor rust en stabiliteit zorgen, maar critici zullen ongetwijfeld tegenwerpen dat het niet genoeg is. Het echte probleem is geldgebrek, zeggen ze. Niet voor niets wil protestbeweging WOinActie ruim een miljard euro erbij.
In haar agenda erkent de minister ook - misschien wel voor het eerst zo ruiterlijk - dat de financiering van universiteiten krap is geworden doordat het geld voor onderzoek niet meegroeit met het aantal studenten. Maar extra geld komt er nu niet.
Investeringen zijn een behoorlijke stap in de goede richting, maar op termijn is het inderdaad niet genoeg
“We zien dat het wringt, maar het geld ligt niet op de plank”, zegt Van Engelshoven. “Er is in deze kabinetsperiode fors geïnvesteerd: structureel vierhonderd miljoen euro voor wetenschap erbij, en geld voor de wetenschappelijke infrastructuur… Dat is een behoorlijke stap in de goede richting, maar op termijn is het inderdaad niet genoeg.”
Toegankelijkheid
En wat betekent dit allemaal voor studenten? Eén ding kun je op je vingers natellen: als het aantal studenten minder belangrijk wordt, dan zullen opleidingen selectiever worden en minder hun best doen om studenten te behouden. Wat gaat de minister doen om de toegankelijkheid te bewaken?
Maar Van Engelshoven denkt helemaal niet dat de toegankelijkheid in gevaar komt: “Dat getuigt van weinig vertrouwen.” Ze wil de toegankelijkheid juist behouden, zegt ze, want die is belangrijk voor de hele samenleving. “De diversiteit die we nu hebben, moet ook zichtbaar zijn in het hoger onderwijs. Dat betekent ook dat we terughoudend moeten zijn met selectie en numerus fixus.”
Sterker nog, volgens haar wordt het onderwijs juist toegankelijker als universiteiten en hogescholen minder om studenten hoeven te concurreren. “Het geeft meer ruimte om met de student te kijken: waar ben jij het best op je plek? Juist dan kunnen we redeneren vanuit de student. Er zijn nu ook studenten in het wetenschappelijk onderwijs die eigenlijk meer op hun plek zouden zijn in het hbo, omdat ze praktischer zijn aangelegd.”
Bovendien krijgt het hbo de komende jaren te maken met krimp, is de voorspelling, want er zijn straks minder jongeren en dus zullen de hogescholen langzaamaan minder eerstejaars kunnen verwelkomen. Het zou dus goed uitkomen als er wat meer studenten voor het hbo in plaats van het wo kiezen.
Flexibel
Wat ook voor grotere toegankelijkheid moet zorgen, is de komst van flexibelere opleidingen, waarmee het hoger onderwijs nu mondjesmaat experimenteert. Dat zijn opleidingen waar je niet zestig punten per jaar hoeft te behalen, en je je vakken naar eigen keuze aan verschillende onderwijsinstellingen bijeen kunt sprokkelen.
In haar Strategische Agenda staat het voorbeeld van een topsporter die graag flexibel studeert, maar het zou voor veel meer studenten een uitkomst zijn. “Sommigen zijn chronisch ziek, dan studeer je in een ander tempo. Of ze zijn mantelzorger. Daar moet je ruimte voor maken.”
Je zou kunnen denken: de zorg is uitgekleed, studeren is duur gemaakt en als jongeren daardoor in de problemen komen, mogen ze flexstuderen. Is dat eigenlijk wel vooruitgang? “Als je wilt, kun je alles negatief duiden. Het gaat erom dat studenten de ruimte krijgen om hun eigen pad te volgen.”
BSA
In de agenda staat maar weinig over de rol van het bindend studieadvies. Ooit wilde de minister de norm voor het BSA verlagen, omdat studenten in haar ogen te snel werden weggestuurd. Dat plan liep stuk in de Tweede Kamer.
Volgens haar heeft de “discussie” toch geholpen en denken instellingen er nu beter over na. “Hoe zorgen we ervoor dat dat het BSA niet de druk opvoert, maar de verwijsfunctie versterkt?” Ze ziet het dan ook als een goed teken dat instellingen willen ‘experimenteren’ met het BSA en de minister wil voor die experimenten best “ruimte” bieden in de wet- en regelgeving.
We doen wat nodig is
Met enig wantrouwen kun je vragen: hoeveel meer ruimte hebben de instellingen nodig? Ze kunnen in het eerste jaar al normen stellen van nul tot zestig punten. Extra ruimte kan toch alleen maar betekenen dat ze zwakke studenten ook in latere jaren willen wegsturen? Nee, volgens Van Engelshoven gaat het erom dat de instellingen studenten het voordeel van de twijfel willen geven zodat ze juist minder vaak worden weggestuurd.
Van Engelshoven houdt niet van wantrouwen, blijkt steeds weer. Ze wil rust uitstralen en is zeker niet van plan vooruit te lopen op mogelijke controverse. Haar boodschap: “We doen wat nodig is.”
Discussie