- Sluitstuk , Onderzoek
- 19/09/2018
Sluitstuk | 'Sfeerverlichting' voor Stratumseind
Hoe voorkom je dat een avondje gezellig stappen in mineur eindigt door vernielingen, scheldpartijen en fysiek geweld? De Litouwse promovenda Indre Kalinauskaite bracht talloze nachten door op Stratumseind om daar de sfeer te observeren - in de hoop die met bijvoorbeeld aangepaste verlichting te kunnen bijsturen.
Stratumseind is dé uitgaansstraat van Eindhoven. In het weekend is het er een drukte van jewelste, met duizenden veelal jonge mensen die - vaak met een slok op - van elkaars gezelschap genieten. Met name na middernacht wil dat echter nog wel eens uit de hand lopen, en zijn vechtpartijen, intimidatie en vernielingen niet zeldzaam.
Betrokkenen, zoals agenten en barpersoneel, zeggen vaak dat ze dergelijk agressief gedrag al van tevoren voelen aankomen: in de aanloop naar een ontsporing ontstaat een negatieve sfeer. De gedachte achter het project De-escalate van onder meer de gemeente Eindhoven en de TU/e is dat die sfeer wellicht op een subtiele manier kan worden beïnvloed, bijvoorbeeld door de kleur van de straatverlichting aan te passen - met minder agressie als resultaat.
Echte wereld
Indre Kalinauskaite was als promovenda van Human-Technology Interaction betrokken bij De-escalate. Aan haar de taak om ter plekke experimenten uit te voeren in het ‘Living Lab’ Stratumseind - een opdracht die haar bijzonder aantrok vanwege het real life-karakter, vertelt ze. “Het meeste onderzoek in ons vakgebied vindt plaats in het lab, en het is altijd de vraag of de resultaten ook toepasbaar zijn in de echte wereld. En nu mocht ik die echte wereld in voor mijn promotieonderzoek."
Dat bleek overigens geen onverdeeld genoegen: tijdens de grote veldstudies moest Kalinauskaite namelijk tweemaal een halfjaar lang meerdere nachten per week tot in de kleine uurtjes aanwezig zijn op Stratumseind om het gedrag van de aanwezige stappers te observeren. En dat - in tegenstelling tot bijna iedereen om haar heen - helemaal nuchter.
“Ook bij acht graden onder nul, terwijl ik de observaties moest invoeren op een tablet. Daarvoor had ik speciale, dunne handschoenen aan - mijn vingers waren wit van de kou. En als ik dan om vijf uur ’s morgens thuiskwam, was de verwarming daar nog uit. Mijn hoofd zat dan vol en ik kon nog niet slapen, maar het was te koud om dingen uit te werken. Dus zat ik maar met een deken om me heen te bibberen. Op die momenten heb ik wel spijt gehad van mijn keuze. En ook als ik werd uitgescholden door dronken stappers, of anderszins lastiggevallen.”
De vaste bezoekers van Stratumseind begonnen de Litouwse op een gegeven moment ook te herkennen; agenten en barpersoneel, maar ook vagere types. “Er kwam eens iemand naar me toe die zei dat hij wist dat ik undercover opereerde voor de politie, maar dat hij zijn leven had gebeterd. Hij ritste vervolgens zijn jas open om te laten zien dat hij niets bij zich had.”
Subjectief
Toch is het allemaal de moeite waard geweest, vindt Kalinauskaite. “Na de eerste veldstudies beseften we dat sfeer moeilijk te vangen is in concrete observaties, zoals bepaalde specifieke gedragingen en vragenlijsten ingevuld door bezoekers.” Een vaste lijst met meer subjectieve vragen over de sfeer, ingevuld door de waarnemers zelf, bleek echter wél goed te werken: de uitkomsten bleken onderling consistent en voorspelden correct het tijdstip waarop zich de meeste problemen voordoen: namelijk rond één uur ’s nachts.
Een vervolgexperiment, waarbij de kleur van de straatverlichting op Stratumseind werd gevarieerd, liet vervolgens subtiele effecten zien van deze verlichting op de waargenomen sfeer: wat ‘warmer’ licht - iets verschoven naar de rode kant van het spectrum - droeg positief bij aan de gerapporteerde stemming in het uitgaansgebied. Geen keiharde bewijzen, geeft de promovenda toe, maar wel een aanknopingspunt voor toekomstige studies.
Zelf is ze nu op zoek naar een volgende uitdaging, waarin ze graag het effect van technologie op sfeerbeleving in de gebouwde omgeving wil onderzoeken. “Dat vakgebied staat nog in de kinderschoenen en daar zou ik graag aan bijdragen bij een groot ontwerpbureau.”
Discussie