Met elkaar in discussie over de koers richting 2030 in Gemini.

Studiegroepen delen eerste aanzetten voor visie 2030

Waar wil de TU/e in 2030 staan? Studenten en medewerkers voelden woensdagmiddag de voorzitters van de vijf studiegroepen aan de tand die het voorwerk doen voor een schets hiervan. De gebieden die ze bestuderen, zijn divers, maar hebben ook veel raakvlakken. Bijna alle aanwezigen onderschreven de noodzaak om zo’n visie snel te formuleren.

Gaat een student in 2030 zijn curriculum samenstellen op de manier zoals hij nu voor muziek doet met een individuele playlist? Doet de TU/e zich tekort als er alleen samenwerking gezocht wordt met bedrijven in de eigen achtertuin? Kunnen de speerpunten op onderzoeksgebied niet nog verder worden aangescherpt? Het zijn voorbeelden van de vragen die de vijf voorzitters gistermiddag kregen voorgeschoteld in een goed gevulde hal in Gemini.

Op het gebied van onderwijs is wel duidelijk dat er gezocht moet worden naar een juiste balans als het gaat om hoeveel zeggenschap je een student straks geeft bij het samenstellen van zijn vakkenpakket. Hoogleraar Bert Koopmans noemde het erg simplistisch als dat vergeleken wordt met het samenstellen van een playlist. “Een goed gestructureerd curriculum zal altijd noodzakelijk blijven.”

Lex Lemmens, dean van het Bachelor College en voorzitter van de groep die kijkt naar onderwijs, is ervan overtuigd dat er in 2030 veel anders zal zijn. “Dan gaat het om wat onze studenten leren, hoe ze dat leren en waar ze het leren.” Lemmens ziet het traditionele leslokaal nog wel bestaan, “maar het zullen er maar enkele zijn, want onze studenten tref je dan aan in onze labs, waar ze bezig zijn met hands-on onderwijs”.

Vanuit de zaal wordt gewaarschuwd om theorie en praktijk niet teveel als losstaande elementen te zien. Hoogleraar Ton de Kok: “Je moet ze samenbrengen. Rembrandt mixte zijn kleuren ook zelf, maar deed daar eerst wel veel onderzoek voor en sprak er ook over met vakgenoten. Hands-on bezig zijn kan niet zonder eerst de noodzakelijk kennis op te doen.”

Eindhoven Engine

Hoogleraar Maarten Steinbuch ziet grote kansen voor de versnelling van valorisatie door een nog hechtere samenwerking met het bedrijfsleven in de Brainport-regio. Onder de titel ‘Eindhoven Engine’ doet zijn groep hier onderzoek naar.

Volgens Steinbuch moet het iets worden dat buiten de reguliere onderzoeksactiviteiten een plaats krijgt. “Beschouw het als een eigen gebouw, waar de open en creatieve werksfeer die vroeger aanwezig was in het Natlab van Philips, leidend is”, aldus Steinbuch.

Dat de universiteit eerst kijkt naar de bedrijven in de directe omgeving vindt hij logisch. “We moeten lokaal beginnen, want het helpt echt om dicht bij elkaar te zitten. Je hebt hier zeer betrokken personen voor nodig. De volgende stap is dan om globaal te gaan.”

Dat zijn groep nog wel wat verder mag focussen als het gaat om de vraag welke onderzoeksgebieden in 2030 voor de TU/e van belang zijn, is wat hoogleraar Jan van Hest te horen krijgt. Van Hest presenteert een overzicht van al bekende gebieden met daarbij twee opkomende: biology & technology en engineering complexity.

“Welk onderzoeksgebied ontbreekt er nu nog in deze opsomming?”, vraagt een van de aanwezigen cynisch. Van Hest geeft toe dat er mogelijk nog verder ingezoomd kan worden, dus voor zijn groep is er nog wat werk te verzetten. Hoogleraar De Kok merkt op veel overeenkomsten te zien met vergelijkbare lijsten van de universiteiten van Delft en Twente. De Kok: “Moeten we op bepaalde gebieden niet samenwerken om echt uit te blinken?”

Moeilijkste klus

Hoogleraar Bart Smolders, decaan van Electrical Engineering, zegt dat zijn groep de moeilijkste opdracht heeft gekregen. Ze proberen vat te krijgen op het onderwerp ‘systeemdenken’ en uit de uiteenzetting van Smolders blijkt het taaie materie te zijn waaraan nog veel gesleuteld moet worden.

Smolders: “Iedereen heeft zijn eigen idee bij wat een systeem is. Onze taak is daar toch een definitie uit te halen en het tot iets te maken wat straks een onderscheidend kenmerk van onze universiteit is.” Aan de hand van een schets gemaakt door een van de leden van zijn studiegroep, probeert hij enig licht op de zaak te werpen. “Beneden staan boompjes en huizen, die verbeelden de realiteit. Die realiteit wordt door wetenschappers geanalyseerd en op basis daarvan worden modellen ontwikkeld. Het is zaak om door middel van synthese dat soort modellen multidisciplinair toepasbaar te maken.”

Afsluitend vertelt hoogleraar Wijnand IJsselsteijn nog waar zijn groep zich op richt: het nadenken over de impact van technologie en de verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat. “Daarbij is het ook belangrijk dat we aan de buitenwereld goed laten zien hoe we aan een universiteit nu precies werken”, zegt IJsselsteijn.

Uit de zaal komen opmerkingen over de noodzaak dat wetenschappers zich meer dienen te mengen in het maatschappelijke debat. Nu en in de toekomst. Dat kan IJsselsteijn alleen maar onderschrijven, “maar dat komt er niet vanzelf, dat kost tijd en training en zal ook door de TU/e actief gestimuleerd moeten worden”.

De komende maanden wordt verder gewerkt aan het formuleren van de visie voor 2030. Bij de opening van het academisch jaar in september 2018 wil het College van Bestuur het stuk presenteren.

Woensdag 4 oktober is de Nederlandstalige dialoogsessie in de hal van Gemini van 12.00 tot 14.00 uur. De bijeenkomst is toegankelijk voor medewerkers en studenten.

Deel dit artikel