- 29/05/2017
Zelf gaat ze het roer niet meer omgooien: Jet Bussemaker is demissionair minister van Onderwijs en vermoedelijk belandt haar partij, de PvdA, straks in de oppositie. Maar ze heeft wel ideeën over de bekostiging van het hoger onderwijs. Die zet ze voor de Tweede Kamer op een rij. Ze legt uit wat de voor- en nadelen van deze ‘denkrichtingen’ zijn. De eerste reacties zijn er al: de vier technische universiteiten vinden dat de minister geen oplossing biedt voor hun problemen.
Waarom schrijft Bussemaker deze brief?
Vooral de technische universiteiten voeren een stevige lobby om meer geld te krijgen van het ministerie, omdat ze veel meer studenten trekken dan voorheen. Ze dreigen met een studentenstop, terwijl heel politiek Den Haag juist blij is met extra studenten in de technische opleidingen.
Aan lapwerk doet Bussemaker niet. Ze vindt de studentenstops bij de TU’s niet erg en er zijn volgens haar wel meer opleidingen die extra geld kunnen gebruiken. Misschien moeten we dan iets aan het systeem veranderen, opperen met name CDA en VVD. Dus daar heeft de minister naar gekeken
Hoe wordt het geld nu verdeeld?
Dit jaar gaat er 6,7 miljard euro naar het hoger onderwijs: 4,1 miljard naar de universiteiten en 2,6 miljard voor de hogescholen. Daarvoor moeten ze onderwijs geven en onderzoek verrichten - voor dat laatste krijgen de universiteiten veel meer geld dan de hogescholen.
Het geld voor onderzoek blijft ongeveer gelijk, terwijl het geld voor onderwijs met het aantal studenten meegroeit. De onderwijsinstellingen krijgen geld voor ingeschreven studenten (meestal vier jaar) en voor diploma’s. Ook krijgen ze ieder een vast bedrag (‘vaste voet’).
Wat is dan het probleem?
Langdurige groei van het aantal studenten kan ervoor zorgen “dat de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in het gedrang komt”, erkent Bussemaker. Dat merken de technische universiteiten nu.
Daar komt bij dat allerlei externe fondsen (bijvoorbeeld Europa en het bedrijfsleven) om matching vragen: je ontvangt alleen geld als je zelf ook geld bijlegt. Dat beperkt de vrijheid van universiteiten (en in mindere mate hogescholen) om zelf te bepalen waar ze hun onderzoeksgeld aan besteden.
Maar er zijn meer problemen. Sommige onderwijsinstellingen trekken veel ‘tweedekans-studenten’ en krijgen daar maar deels bekostiging voor. Het gaat om studenten die van studie wisselen of na een hbo-propedeuse aan de universiteit beginnen. Er zijn ook studenten die niet zijn toegelaten tot geneeskunde en tijdelijk iets anders studeren in de hoop dat ze een jaar later toch worden toegelaten.
In het algemeen kun je je afvragen of universiteiten en hogescholen genoeg geld krijgen voor hun taak: wat kost een studie eigenlijk?
Oplossing 1: meer geld voor onderzoek
Eigenlijk een simpele oplossing: doe er onderzoeksgeld bij en zorg dat de balans tussen onderwijs en onderzoek weer wordt hersteld. Dat kun je makkelijk doen. Je zou meteen kunnen zorgen dat allerlei historisch gegroeide verschillen in de vaste voet van onderwijsinstellingen worden weggepoetst (waarom zouden oude universiteiten meer krijgen dan jonge universiteiten?).
Oplossing 2: weg met matching
Misschien moeten universiteiten en hogescholen gewoon extra geld krijgen van de overheid als ze een Europese beurs bemachtigen. Dan neemt de ‘matching’ geen hap meer uit het gewone instellingsbudget. Ook dit kan eigenlijk alleen met extra geld, laat Bussemaker doorschemeren, al zou je natuurlijk ook het huidige budget kunnen herverdelen. Maar dan wordt het ene gat met het andere gedicht.
Oplossing 3: gewone bekostiging voor wisselstudenten
Studenten die van opleiding wisselen, zijn duur voor hun nieuwe hogeschool of universiteit: die krijgt al snel een jaar minder bekostigd. Cynisch gedacht: waarom zou je je best doen voor studenten die met een hbo-propedeuse naar de universiteit willen? Of voor studenten die na een jaar overstappen naar een andere studie? Met name de Vrije Universiteit trekt veel van zulke studenten, maar dat geldt ook voor de universiteiten van Leiden en Tilburg. Een langere bekostiging van deze studenten zou zulke onderwijsinstellingen beter belonen voor hun werk.
Oplossing 4: kosten van een opleiding berekenen
Wat kost een opleiding eigenlijk? De overheid hanteert nu drie tarieven: laag, hoog en top. Voor een student economie of rechten (laag) krijgt een universiteit minder geld dan voor een student in de techniek (hoog) of geneeskunde (top). Maar strookt dat nog wel met de werkelijke kosten van een opleiding?
Dat vergt nader onderzoek en het is maar de vraag of onderwijsinstellingen erop zitten te wachten: in een juridische procedure hebben ze jarenlang hun best gedaan de precieze kosten van een opleiding onder de pet te houden. Het zou ook nauwelijks mogelijk zijn om deze kosten te berekenen, stelden ze.
Oplossing 5: kosten van onderzoek berekenen
Nu krijgen de universiteiten en hogescholen domweg een zak geld voor hun onderzoek: succes ermee, gebruik het goed. Maar misschien moet dat wel veranderen. Wat maakt onderzoek eigenlijk duur en kun je daar rekening mee houden als je de koek verdeelt? Dat ligt trouwens gevoelig in de wetenschap.
Oplossing 6: meer hoepels om doorheen te springen?
De overheid heeft de wetenschap een eigen Nationale Wetenschapsagenda laten maken, met prioriteiten en doelen en routes en samenwerking en valorisatie en nog veel meer. Moeten we daar iets mee bij de verdeling van het overheidsgeld?
Bussemaker is terughoudend. Het is juist fijn dat de bekostiging van onderzoek zo stabiel en voorspelbaar is. Allerlei ‘beleidsmatige en dynamische elementen’ kunnen ‘perverse prikkels’ geven. Dan gaan universiteiten en hogescholen misschien harder proberen om overheidsgeld te verkrijgen ten koste van goed onderwijs en onderzoek. En zie ook de volgende oplossing.
Oplossing 7: nieuwe prestatiebekostiging
De overheid experimenteerde de afgelopen jaren met prestatiebekostiging in het hoger onderwijs. Universiteiten en hogescholen moesten beter onderwijs geven (meer diploma’s, beter geschoolde docenten, minder uitval enzovoorts) en een scherper profiel kiezen (elkaar niet klakkeloos kopiëren, maar een eigen koers kiezen), anders kregen ze minder geld. Het ging om zeven procent van hun bekostiging.
Als we opnieuw zulke afspraken gaan maken, redeneert Bussemaker, maak dan meteen afspraken over de valorisatie van onderzoek. Dan hoef je niet aan de gewone bekostiging te morrelen.
Waarschuwing 1: loop niet te hard van stapel
Ongewenste effecten, knelpunten - ze vragen misschien om bijsturing, maar Bussemaker maant tot kalmte. De huidige bekostiging is redelijk overzichtelijk, vindt ze, en houdt het midden tussen flexibiliteit en stabiliteit. Als je iets aanpast, houd dan de stabiliteit van de bekostiging in de gaten, evenals de verwevenheid van onderwijs en onderzoek en gelijke kansen voor elke student.
Waarschuwing 2: geld is niet altijd het antwoord
“Oplossingen kunnen ook buiten het bekostigingsmodel worden gezocht”, schrijft Bussemaker. Ze denkt aan kwaliteitsafspraken, sectorplannen en aanpassingen bij onderzoeksfinancier NWO.
Discussie