- Onderzoek
- 19/01/2017
Bouwkunde tevreden over onderzoeksvisitatie
De faculteit Bouwkunde komt goed uit de onderzoeksvisitatie van eind vorig jaar. Van drie van de vier onderzoeksprogramma’s wordt de kwaliteit gezien als ‘excellent’: de best mogelijke score. Het programma Living Cities krijgt het predicaat ‘very good’. Op geen enkel punt scoort het onderzoek van de faculteit slechter dan zeer goed. Behalve de kwaliteit zijn ook de relevantie en levensvatbaarheid van de programma’s beoordeeld.
Bauke de Vries, als vice-decaan belast met het begeleiden van de onderzoeksvisitatie is logischerwijs tevreden met de uitkomst. “Het is een belangrijke beoordeling door vakgenoten uit het buitenland. Niet alleen omdat we zelf willen weten hoe goed we zijn, maar ook omdat de visitatie binnen de universiteit als meetinstrument wordt gebruikt. Bovendien kun je er iets van leren. Daarom hebben we er ook bewust voor gekozen om ons op programmaniveau te laten visiteren, en niet op facultair niveau. Daardoor krijg je een gedetailleerder oordeel.”
Sinds de vorige onderzoeksvisitatie uit 2011 zijn veel dingen veranderd binnen de faculteit. Onder leiding van de nieuwe decaan Elphi Nelissen werd het onderzoeksprogramma Innovation in Building Technology geschrapt, evenals de gerelateerde master Building Technology, na een tegenvallende beoordeling. Het programma Performance Engineering in the Built Environment is volgens De Vries door natuurlijk verloop afgebouwd en Urbanisms is grotendeels opgegaan in Living Cities. “Hierdoor hebben we nu nog vier onderzoeksprogramma’s, met naar mijn mening een evenwichtig aanbod. Met de positieve uitkomst van deze visitatie is er ook geen reden om daar nu nog veel aan te veranderen.”
Het was overigens voor het eerst dat het onderzoek van Bouwkunde niet samen met dat van de collega’s van de TU Delft is geëvalueerd. De Vries: “Dat was een keuze van Delft, maar gaf ons de gelegenheid om de commissie zo samen te stellen dat deze optimaal aansloot bij onze thema’s, die maar deels met die van Delft overlappen.” Een andere verandering is de introductie van een nieuw beoordelingsmodel door universiteitenvereniging VSNU. In dit Standard Evaluation Protocol (SEP) lopen de toegekende cijfers van 4 (‘unsatisfactory’) tot 1 (‘excellent), terwijl bij de vorige visitatie nog een vijfpuntige schaal werd gehanteerd waarbij de 5 voor excellentie stond. Dat maakt het lastig om de beoordeling één op één te vergelijken.
De voornaamste kritiek van de commissie was gericht op dit beoordelingsmodel: de scheiding van onderwijs en onderzoek door de VSNU werd door de buitenlandse commissieleden als ongewenst ervaren. Ook het feit dat het onderzoek van de faculteit grotendeels wordt bekostigd met extern geld, baarde de commissie zorgen. Dat zou je kunnen zien als kritiek op het Nederlandse financieringssysteem, beaamt De Vries. “Het lukt ons momenteel wonderwel om financiering binnen te halen, en daar zijn we juist trots op. Binnen het huidige systeem hebben we geen andere keus.”
Bijzonder aan de evaluatie was verder dat de faculteit er voor heeft gekozen om ook ontwerpen te laten beoordelen voor de commissie. “De belangrijkste output van ontwerpgerichte medewerkers zijn niet wetenschappelijke artikelen, zoals bij de ingenieursdisciplines, maar ontwerpobjecten zoals maquettes. Mede op verzoek van de rector hebben we daarom als experiment een variant van het SEP gemaakt met eigen beoordelingscriteria toegespitst op ontwerpen. De commissie was daar positief over, hoewel ze kritisch was over het feit dat we vooral afstudeerwerk hebben gepresenteerd. Dat zagen zij als voornamelijk gerelateerd aan onderwijs; daar moeten we voor de volgende keer dus nog over nadenken.” Ook voor Industrial Design kan het aangepaste protocol van nut zijn, gelooft De Vries. “Vanuit die faculteit is al veel belangstelling getoond voor onze aanpak.”
Het volledige visitatierapport is hier te vinden.
Discussie