Carlijn Bouten is TU/e-hoogleraar Cardiovasculaire Regeneratie, onder meer befaamd om haar werk aan een lichaamseigen hartklep. Ze kreeg onder andere een NWO Aspasia- en een Vici-subsidie, een Zwaartekrachtsubsidie van 18,8 miljoen euro en is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Het menselijk lichaam zelf ziekten of ander fysiek falen kunnen laten genezen met behulp van biomaterialen, dat is waar Bouten van droomt.
Welke vraag zou je wíllen krijgen?
“Waar ik begonnen ben: bij Werktuigbouwkunde. Biomedische Technologie startte net en toenmalig decaan Jan Janssen vroeg me of ik met levend materiaal kon gaan werken. Breng maar eens een levende cel binnen op de TU/e, dat was een enórme pioniersklus. Van nieuwe luchtafvoer- en afvalsystemen en een opgeschakelde beveiliging tot aan het ervoor moeten tekenen dat je niet met oorlogsvoering bezig bent. Vooral gebouwbeheerders en mensen aan andere faculteiten trokken toch de wenkbrauwen op als je een lab wilde waar ‘biohazard’ op de deur staat. ‘Moeten we dat nou wel gaan doen?’ Maar daar hebben we ons, jong en energiek als we waren, niks van aangetrokken.”
Waar ligt de bron van jouw pioniersbestaan?
“Als kind was ik al heel nieuwsgierig en zei ik al dat ik professor wilde worden. Ik was ook hard bezig met sporten, maar dat lukte niet echt - dus toen dacht ik: dan ga ik mijn hóófd maar gebruiken. Die nieuwsgierigheid drijft mij nog steeds. Ik zie overal nieuwe kansen en eigenlijk nooit beren op de weg. Ik heb me daarin overigens wel leren inperken, want het kan je ook volledig opbranden - en het leidt ook wel eens tot weerstand aan de overkant.”
Wat in jouw karakter maakt jou een pionier?
“Toch weer die enorme drive en nieuwsgierigheid. En ik kijk altijd twee, drie stappen verder. Zo coach ik mijn mensen ook, ik stel heel veel vragen. ‘Oké, nu weten we dit. En dan?’ Ik wil anderen prikkelen. Ja, dat vinden mensen wel eens moeilijk. Dan hoor ik: ‘Jij bent zo fanatiek, neem eens een pas op de plaats’. Ik heb wel geleerd om dat een beetje in te dammen, maar dan komt er tóch weer toevallig iets op tafel. En dan kan ik soms ook wel ongedurig worden als niemand die neergelegde worst dan óppakt; ik ben een afmaker.”
Hoe ontspan je; hoe neem je rust?
“Dat is een beetje problematisch. Het klinkt wat protserig, maar mijn hoofd creëert alsmaar ideeën. Dat uitzetten, is zo moeilijk. In 2004 heb ik een flinke burn-out gehad en heb ik training daarin gehad. Bewustzijnstraining, persoonlijksheidsontwikkeling: wat drijft mij nu en hoe zet ik dat uit? Maar ik ben wel een beetje hardnekkig. Als ik niet kan nadenken, word ik onrustig. Bijvoorbeeld in een vliegtuig, als ik twaalf uur onderweg ben, kan ik wel ontspannen. Dan zijn die ideeën er ook, maar hóef ik er niet direct iets mee.”
Wanneer is jouw leven geslaagd?
“Laat ik het zo zeggen: ik ben blij dat ik nog twintig jaar mag werken. Mijn leven draait om nieuwsgierigheid; ik blijf zoeken, ántwoorden zoeken. Ik hoef niet ergens om herinnerd te worden, ik wil vooral dingen snappen - al zullen er altijd wel vragen blíjven. In mijn vakgebied wil ik graag iets bereiken voor de patiënten om mij heen. Die hartklep moet straks echt in de klinische praktijk zijn. Daar zit voor mij ook weinig nieuwsgierigheid meer in, voor mij is dat áf.
Daarnaast: als het gaat om genezing, heeft het menselijk lichaam in de evolutie tot dusver zichzelf aangepast. Nu zijn wíj dat met engineering aan het aanpassen. Dat is vooruitstrevend, maar ook eng. Ik hoop dat daar tegen mijn einde een soort evenwicht in is. Je moet ook respect hebben voor het leven zelf, je kunt als ingenieur niet álles veranderen. Ik ben ook wel nieuwsgierig naar die grens.”
Dit interview is gepubliceerd in de special over 'The Explorer'.
Discussie