Zorgen over inkoop zorg
De prijs-kwaliteitverhouding van de zorg zou aanzienlijk beter kunnen zijn, betoogt deeltijdhoogleraar Inkoopmanagement Arjan van Weele. De zorgverzekeraars hebben namelijk nauwelijks inzicht in de kwaliteit van de geleverde zorg en ook in patiënttevredenheid tonen ze weinig interesse. Bovendien is de marktwerking in de zorg allesbehalve volmaakt. “Prijsverhogingen worden simpelweg doorberekend aan de verzekerde, die in de praktijk machteloos is.”
De groei van de zorguitgaven lijkt de afgelopen jaren af te vlakken, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat klinkt als goed nieuws, maar met wat eenvoudige ingrepen zouden we beduidend voordeliger af kunnen zijn dan de honderd miljard euro per jaar waar we nu op afstevenen. Dat is de stelling van hoogleraar Arjan van Weele, al ruim een kwarteeuw twee dagen per week verantwoordelijk voor onderwijs en onderzoek op het gebied van inkoop- en contractmanagement aan de TU/e, op een leerstoel geïnitieerd door inkoopbranchevereniging NEVI.
Aan de marktwerking in de zorg schort nogal wat, vindt Van Weele. Het begint al met de keuzevrijheid van de verzekerde, legt hij uit. “Je kunt elk jaar overstappen naar een andere verzekeraar, maar dat vereist een intensief zoekproces waardoor zo’n overstap technisch heel moeilijk is. Juist voor de minima, voor wie een tientje per maand echt verschil maakt, is het gewoon te complex.”
“De keuzevrijheid is, zeker voor
spoedeisende hulp, gewoon zeer beperkt”
Daarnaast heeft de consument in theorie het recht om zelf zijn zorgaanbieders te kiezen, maar is ook dat in de praktijk een wassen neus. Van Weele neemt een voorval uit zijn eigen leven als voorbeeld. “Ik had pijn in mijn zij. Een blindedarmontsteking, concludeerde de huisarts, die mij doorstuurde naar de spoedeisende hulp van het Antoniusziekenhuis in Utrecht. Ik crepeerde van de pijn en heb toen dus niet uitgezocht in welk ziekenhuis ik de beste behandeling zou krijgen - achteraf kon ik die informatie overigens ook niet vinden. Vervolgens kwam ik bij de vestiging in Nieuwegein terecht, waar het Antonius de blindedarmoperaties doet. Je hebt dan echt geen invloed op welke specialist je aan je bed krijgt, hoor. De keuzevrijheid is, zeker voor spoedeisende hulp, gewoon zeer beperkt. Je bent in zo’n situatie blij met iedereen die jou te hulp schiet.”
Na een dag was Van Weele weer thuis, vertelt hij. Helaas was de kous voor hem daarmee niet af. “Ik kreeg een ernstige darminfectie, waarmee ik nog een week in het ziekenhuis heb gelegen. Dat heeft mijn zorgverzekeraar veel geld gekost; dan verwacht je achteraf iets van een evaluatie. Als ik met de auto bij mijn dealer geweest ben, dan heb ik de dag erna een email in mijn inbox met een vragenlijst. Precies hetzelfde wanneer ik een hotel geboekt heb via booking.com. In de zorg doen ze dat niet. Mij is nog nooit gevraagd of ik tevreden ben over mijn tandarts of huisarts, of over het ziekenhuis.”
En dat terwijl hij best wel iets kwijt zou willen over zijn ervaringen. “Technisch gezien is de zorg in Nederland volgens mij prima, maar je krijgt als patiënt heel weinig informatie. Niemand vertelt je bijvoorbeeld dat je darmen door zo’n infectie een paar dagen volledig stil komen te liggen, en dat je je daar geen zorgen over hoeft te maken.” Van Weele concludeert dat de zorgverzekeraars simpelweg niet weten hoe tevreden hun cliënten zijn over de zorgaanbieders die ze onder contract hebben staan.
“Bij onderhandelingen tussen verzekeraars en
zorgaanbieders speelt de kwaliteit geen rol”
Bij de onderhandeling tussen verzekeraars en zorgaanbieders over de tarieven speelt kwaliteit dan ook geen rol, aldus Van Weele. “Het gaat alleen maar over de tarieven van de zogeheten diagnose-behandelcombinaties. Ziekenhuizen krijgen een vaste vergoeding voor elke gebroken pols of blindedarmoperatie. Als je als consument een auto koopt, dan kijk je niet alleen naar het aanschafprijs, maar ook naar de kosten van het onderhoud. En als je een printer koopt, moet je uitzoeken hoe duur de cartridges zijn.” Zorgverzekeraars kijken volgens hem echter niet naar slagingspercentages van behandelingen. “In zekere zin is het daardoor zelfs gunstig voor het ziekenhuis als je terug moet komen met een darminfectie, want dat is weer een behandeling waar ze geld aan verdienen.”
Hij vergelijkt de cultuur in de zorg met die bij truckfabrikant DAF, die hij als inkoopconsultant heeft bijgestaan. “Daar is kwaliteit altijd het eerste criterium bij de inkoop. Ze gaan alleen in zee met de leveranciers die voldoen aan de hoogste eisen. Pas na die selectie wordt over de prijs onderhandeld.” Een belangrijk verschil is dat DAF zelf met de gebakken peren zit als ze slechte trucks leveren - een kwestie van marktwerking. Voor zorgverzekeraars ligt dat anders; over de kwaliteit van de zorg is zoals gezegd te weinig bekend, en als de kosten te hoog oplopen dan wordt dit eenzijdig afgewenteld op de verzekerde. “De premie is niet veel anders dan de verwachte kosten plus gewenste winst, gedeeld door het aantal verzekerden.”
Verzekeraars hebben niet alle cijfers beschikbaar
Niet alleen hebben de verzekeraars geen idee van de kwaliteit van de zorg, ook het inzicht in de kosten valt tegen. Dat bleek uit een onderzoek naar medisch diagnostische diensten dat Van Weele onlangs uitvoerde met een afstudeerder. “De huisarts schrijft bloedonderzoek voor, en kruist op een formulier aan wat moet worden gemeten, zoals cholesterol, bloedsuiker en dergelijke. Dat wordt gedaan in gespecialiseerde laboratoria, die de rekening naar de verzekeraar sturen. Dat kostte de verzekeraar waarmee wij samenwerkten honderd miljoen per jaar, terwijl ze dat zelf veel lager inschatten. Die cijfers hadden ze namelijk niet beschikbaar - iets wat je bij een bedrijf als DAF niet kunt voorstellen.”
Het gemiddeld aantal kruisjes dat de huisarts zet, blijkt per huisarts enorm te variëren. Daarnaast kan een patiënt ongemerkt zelf wat extra hokjes aankruisen (“je weet maar nooit”) en blijkt het ene laboratorium bijna twee keer zo duur als het andere. Bovendien zijn er zoveel van deze labs dat alleen die in Brabant al genoeg capaciteit hebben voor heel Nederland, aldus Van Weele. “Onze inschatting was dan ook dat je zonder verlies van kwaliteit zeker een kwart kunt besparen op bloedonderzoek.”
Het moet en kan dus beter, vindt de hoogleraar. Fatsoenlijke evaluaties zijn met de huidige stand van de IT namelijk geen probleem meer. Als goed voorbeeld noemt hij Buurtzorg Nederland (waar hij commissaris is geweest). “Daar werken ze in teams van maximaal twaalf mensen, zonder management. Via een fantastisch IT-systeem wordt gemeten hoe tevreden de artsen en patiënten zijn over de thuiszorg, en ook hoe de werknemers dit ervaren. Die scores zijn bijzonder hoog en ze zijn ook nog eens goedkoper dan de concurrentie. Ik hoop dat dit initiatief veel navolging zal krijgen, want alleen door kwaliteit en patiënttevredenheid voorop te stellen, kun je de zorg echt verbeteren.”
Discussie