Faculteitsraden op ramkoers met U-raad over interimperiode

Faculteitsraden op ramkoers met U-raad over interimperiode

Vijf faculteitsraden zijn op ramkoers met de universiteitsraad. Aanleiding is het voornemen om komend studiejaar voor de master de interim-periode af te schaffen, een wijziging opgenomen in de nieuwe Onderwijs- en Examenregeling (OER). Maandag stuurden de faculteitsraden de U-raad een brief waarin zij dreigen de nieuwe model-OER weg te stemmen. Jan Fransoo, dean van de Graduate School, spreekt dinsdagmiddag met de Graduate School-commissie van de U-raad.

Op 9 maart ontvingen de faculteitsraden de model-OER 2016-2017 en de richtlijnen voor het Bachelor College en de Graduate School. Volgens Peter Lathouwers, student-lid van de faculteitsraad van Werktuigbouwkunde, schrokken hij en de overige raadsleden van het voornemen om met ingang van het komend studiejaar de interim-periode in augustus, waarin hertentamens gedaan kunnen worden, voor de master af te schaffen. Tot die tijd hadden ze van dit voornemen nog niets vernomen.

Inmiddels hebben vijf faculteitsraden zich verenigd in hun ongenoegen over deze mogelijke afschaffing. Behalve die van Werktuigbouwkunde zijn dat de raden van Technische Natuurkunde, Wiskunde en Informatica, Industrial Engineering & Innovation Sciences en Scheikundige Technologie. Alleen de faculteitsraad van Biomedische Technologie zegt geen probleem te hebben met het voornemen. 

Lathouwers, die optreedt als woordvoerder voor de vijf protesterende raden, vertelt dat binnen zijn faculteit veel studenten gebruikmaken van de interim-periode. “In 2015 hebben 88 studenten van onze masteropleidingen er gebruik van gemaakt, waarbij 43 die poging ook succesvol hebben afgerond. Een jaar daarvoor deden er 67 studenten aan mee en waren er 35 succesvol.”

Volgens Lathouwers mag op basis van deze cijfers niet de conclusie getrokken worden dat de interim-periode maar voor een zeer kleine groep studenten relevant is. Sjoerd Opdam, binnen de U-raad fractielid voor Groep-één, beweert dat dat wél het geval is. “Slechts zeer weinig masterstudenten schrijven zich in voor de interim-periode. Nog minder van hen komen ook daadwerkelijk opdagen en van die groep haalt maar een heel klein percentage het hertentamen. Dat terwijl de interim-periode het voor docenten heel moeilijk maakt om een vakantie te plannen, of om in het buitenland een congres te bezoeken.”

Opdam zegt dat de U-raad momenteel kijkt of het een goed alternatief is om de interim-periode te verplaatsen naar het eerste kwartiel van het collegejaar. Hij benadrukt dat de U-raad in deze kwestie zeker niet uit is op een conflict met de faculteitsraden. Volgens Lathouwers is dat alternatief voor veel studenten geen optie, “want velen van hen gaan aan het begin van het tweede jaar buiten de universiteit studeren voor een buitenlandse of industriële stage, voor hun afstuderen, of kiezen voor een exchange-semester.”

Aangezien voor al deze studenten uitzonderingen zijn toegezegd, zal de werkdruk van docenten en ondersteunend personeel alleen maar toenemen, stelt Lathouwers. “Docenten zijn dan in de interim-periode bezig met deze groep studenten en met het verzorgen van de herkansing voor de bachelortentamens. In het eerste kwartiel moeten ze dan ook nog een extra tentamen maken. Daarmee leidt de afschaffing van de interim-periode juist tot een hogere werkdruk voor de betrokken medewerkers.”

Jan Fransoo, dean van de Graduate School waaronder ook de master valt, praat vanmiddag met de Graduate School-commissie van de U-raad. Hij hoopt dat hij naar aanleiding van dat overleg met een gezamenlijke conclusie naar buiten kan komen. "Het lijkt me niet verstandig dat ik daar in deze fase een voorschot op neem", aldus Fransoo.

Deel dit artikel