- Onderzoek , Student , Campus
- 14/10/2015
Het is inmiddels zestien jaren geleden dat ’t Hooft de Nobelprijs voor de Natuurkunde won, maar het blijft een belangrijk - zo niet, hét belangrijkste - gespreksonderwerp. Overigens is ’t Hooft de eerste die het belang van die bekroning relativeert. “Zo’n prijs winnen is leuk, maar de sensatie die je hebt als je een ontdekking doet, is nog mooier. De Nobelprijs mag ook nooit je doel zijn. Het doel moet zijn meer te proberen te begrijpen van de wereld waarin we leven.”
De wens om te ontdekken zat er al vroeg in. Zo moest ’t Hooft als kleine jongen weinig hebben van de boeken over auto’s en schepen waarmee zijn vader kwam aanzetten. “Die waren al uitgevonden, dus daar vond ik niks aan.” Tijdens zijn studie natuurkunde in Utrecht koos hij voor de deeltjesfysica omdat op dat vakgebied destijds ‘de meest elementaire vragen’ lagen. “Op subatomair niveau lag alles nog open.” Samen met zijn promotor Martinus Veltman ontdekte hij een manier om de elektrozwakke kracht tussen deeltjes nauwkeurig te formuleren. Hiervoor ontvingen de twee fysici in 1999 de Nobelprijs.
Naast de impact van die prijs (“Hij houdt je vooral van het werk”) vertelt ’t Hooft ook het nodige over zijn vakgebied. Zo gaat hij uitgebreid in op toeval versus determinisme binnen de natuurkunde. “De kwantummechanica gaat ervan uit dat de natuur bepaald wordt door willekeur. Niet door natuurwetten, maar door statistiek.” De theoretisch fysicus is het daarmee oneens. “Er zit geen statistisch element in de natuur zelf, maar in ons vermogen de natuur te berekenen.” Zo kun je volgens hem nooit exact voorspellen waar een komeet zal neerstorten of hoe het weer er over tien dagen zal uitzien. “Om fundamentele redenen hebben we die kennis niet.”
Gijs van de Sande van Studium Generale legt ’t Hooft ook een aantal keuzevragen voor. Zo moet hij onder meer moet kiezen tussen de theoretische natuurkunde en zijn vrouw (“Dit vraagt om veel diplomatie”) en tussen hét antwoord op de Theorie van Alles en eeuwige wereldvrede (“De eerste optie lijkt me waarschijnlijker dan de tweede”).
Overigens is ook een antwoord op de Theorie van Alles nog lang niet in zicht, erkent ’t Hooft. “Er is zelfs nog geen kandidaattheorie.” De snaartheorie, waarmee de Utrechtse emeritus hoogleraar zich tegenwoordig bezighoudt, vormt echter een belangrijk uitgangspunt. “Het is niet dé oplossing, maar bevat zoveel gezonde elementen dat we er toch nog even aan doorwerken.”
Gelachen wordt er ook, zoals over de talloze manieren waarop de naam ‘’t Hooft’ verkeerd geschreven wordt. Vooral in het buitenland gaat het vaak mis. Zo werd een asteroïde naar hem vernoemd onder de naam ‘9491 Thooft’. Hij nam daarop zoete wraak door alvast een grondwet op te stellen die het toekomstige bewoners van de asteroïde verbiedt de apostrof te gebruiken.
Op de slotvraag welke Nederlander in de toekomst de Nobelprijs voor de Natuurkunde moet krijgen, noemt ’t Hooft de Delftse nanowetenschapper Leo Kouwenhoven. Daarnaast biedt hij hoop voor die ene student in de Blauwe Zaal die toegeeft ooit dat ene telefoontje uit Oslo hoopt te krijgen. “De Nobelprijs gaat niet per se naar iemand die heel slim is, maar naar iemand die een nieuw licht werpt op zijn vak door een nieuwe methode of ontdekking. En dat er opeens een lampje gaat branden; dat kan iedere onderzoeker overkomen.”
Discussie