- Onderzoek
- 02/10/2015
De vinger op de zere plek
Druk- of doorligwonden, in het medische jargon aangeduid als decubitus, vormen een groot probleem voor talloze patiënten in zieken- en verpleeghuizen. Biomechanicus Cees Oomens is een expert op het gebied van deze aandoening. Afgelopen maand kreeg hij van de European Pressure Ulcer Advisory Panel een ‘Experienced Investigator Award’ voor zijn verdiensten op dit vlak, en sinds 1 september is hij bevorderd tot persoonlijk hoogleraar Biomechanics of Soft Tissues.
Doorligwonden? Dat is toch iets voor oude, doodzieke of verlamde mensen, die huidwonden krijgen doordat ze dagen achtereen in dezelfde houding liggen? Dat beeld is niet helemaal terecht, zo blijkt. Een drukwond kan al binnen enkele uren ontstaan, mits de druk hoog genoeg is. En daar heb je geen martelwerktuig voor nodig. Een harde stoel is voldoende, vertelt expert Cees Oomens.
“Probeer maar eens tien minuten echt stil te zitten op een harde stoel; dat lukt je niet”, zegt de hoogleraar. En dat is dus maar goed ook. Door de druk kunnen cellen razendsnel afsterven. Zo kan een wond zich van binnenuit vormen (dicht bij het bot) en zich vervolgens binnen een paar dagen naar buiten werken, tot er een vuistdiep gat ontstaat. “Verplegers zetten soms mensen die bedlegerig zijn overdag in een stoel. Want de hele dag in bed liggen, dat is zielig. Maar op die stoel lopen ze dus decubitus op.”
Drukwonden zijn lang een ondergeschoven kindje geweest, vertelt Oomens. “Het is geen sexy onderwerp. Het ziet heel naar uit, en de wonden kunnen behoorlijk stinken. Bovendien wordt decubitus gezien als een complicatie, die kan optreden na een operatie, bij couveusekinderen, of bij mensen met een dwarslaesie. Een probleem dus van de verpleging, niet van de specialist.”
Het probleem is daardoor volgens hem lange tijd min of meer genegeerd. “Daar is de laatste vijftien jaar gelukkig wel verandering in gekomen, maar nog steeds is het veel moeilijker om geld te krijgen voor onderzoek naar decubitus, dan voor hart- en vaatziekten, kanker of aids. Daar gaan mensen namelijk aan dood, hoewel je ook kunt sterven aan decubitus. Je kunt sepsis ontwikkelen, een soort wondvergiftiging, en dat kan dodelijk zijn.”
De schade kan ook diep onder de huid beginnen, en zich razendsnel naar buiten vreten
Op dit moment zijn er in Nederland tussen de twaalf en vijftienduizend mensen met een doorligwond. Daarbij wordt de lichtste categorie, een geïrriteerde, rode plek op de huid, niet eens meegeteld. In het tweede stadium krijg je blaren, daarna is de huid echt kapot, en soms kan de wond zich uitbreiden tot diepere weefsels, tot op het bot - dat ook nog aangetast kan zijn. En er bestaat dus ook de bovengenoemde variant waarbij de schade diep onder de huid ontstaat, bij het bot, en zich razendsnel als het ware naar buiten vreet.
Juist aan de laatste variant doen Oomens en zijn collega’s veel onderzoek. “Als je pech hebt, kan zo’n wond zich binnen enkele uren ontwikkelen, bijvoorbeeld terwijl je op de operatietafel ligt. Vanaf het ontstaan tot het moment dat de huid openbarst heb je zo’n 48 uur de tijd om de schade te beperken. Het vroegtijdig signaleren van zo’n onzichtbare, beginnende drukwond is dan ook een belangrijk onderzoeksdoel voor ons.”
Dat decubitus zo snel kan ontstaan, was ook voor de onderzoekers een verrassing. Oomens, als fysicus in de jaren tachtig aan de Universiteit van Twente gepromoveerd op dit onderwerp, hervatte halverwege de jaren negentig het onderzoek naar drukwonden. Samen met onder meer Carlijn Bouten, het huidige hoofd van de groep Soft Tissue Biomechanics & Tissue Engineering waar ook Oomens onderdeel van uitmaakt, toonde hij aan dat je cellen kunt doden door ze enige tijd relatief zacht in te drukken, zonder dat de zuurstof- en voedselvoorziening verandert. “Men dacht dat decubitus altijd ontstaat door zogeheten ischemische celdood: doordat je de bloedvaten dichtdrukt, kan er geen zuurstof en voeding meer bij de cel komen. Maar dat proces duurt uren, en niet enkele minuten, zoals wij zagen. Er bestaat naast ischemische schade dus een andere, snelle vorm van schade, puur door deformatie, zo leek het.”
Destijds dachten de TU/e’ers nog dat die snelle schade te maken had met het gekweekte weefsel dat ze gebruikten, maar nadere ‘in-vivo’-studies toonden aan een dergelijke effect ook bij mensen optreedt, bij weefselvervormingen die in de praktijk veel voorkomen. Een echte Eindhovense vinding dus, zegt Oomens, die zich sindsdien heeft ontwikkeld tot een internationaal gelauwerd onderzoeker op dit gebied. Zijn hoogleraarschap ziet hij als een bekroning van zijn carrière, maar zeker niet als eindpunt.
“Mijn toekomstdroom, waar ik de komende zes jaar tot mijn emeritaat aan wil werken, is een sensor, die je kunt verwerken in wondverband of nachtkleding, die de conditie van de huid in de gaten houdt. Dat kan onder meer door lactaten in het zweet te meten; dat is nu al mogelijk. We zouden dat graag aanvullen met metingen van cytokinen, dat zijn stoffen die betrokken zijn bij wondheling. Die zijn echter lastiger te detecteren, omdat ze in zulke lage concentraties voorkomen. Met zo’n sensor zou je preventief kunnen ingrijpen.” Want ook voor drukwonden geldt: voorkomen is beter dan genezen.
Discussie