- Student
- 27/10/2015
De minister reageert op een Volkskrant-artikel dat begin september stof deed opwaaien. De krant schreef dat sommige masteropleidingen geen zesjesstudenten meer toelaten, zelfs niet als die studenten van de eigen bacheloropleidingen komen.
Onder meer oppositiepartij D66 reageerde verontwaardigd en ook regeringspartij PvdA stelde vragen. Maar minister Bussemaker noemt deze nieuwe toegangseisen “in lijn met het ingezette beleid”.
Inderdaad kreeg dit beleid jarenlang steun van het politieke midden in de Tweede Kamer. Het was volgens de minister “gericht op verdere profilering van opleidingen, meer differentiatie in het masteraanbod, de juiste student op de juiste plaats en een meer bewuste studiekeuze”.
“Ik hecht zeer aan toegankelijk hoger onderwijs en vind het van belang dat studenten met een bacheloropleiding door kunnen met een passende masteropleiding”, schrijft de minister maandag aan de Tweede Kamer.
Maar ze heeft de zogeheten doorstroommaster afgeschaft. Voorheen moesten universiteiten studenten van hun bacheloropleidingen de toegang tot minstens één masteropleiding garanderen, maar dat hoeft niet meer. Dit zou de masteropleidingen zelfstandiger maken en bovendien afgestudeerde bachelors tot een doordachtere studiekeuze bewegen.
Voor de critici van deze maatregel zijn er twee verzachtingen in de wet opgenomen en in haar brief van vandaag verwijst Bussemaker daarnaar. Masteropleidingen moeten in hun selectieprocedure minstens twee criteria hanteren, zodat studenten met lage cijfers alsnog kans op toelating maken.
Bovendien moeten de afgestudeerde bachelors altijd ergens terechtkunnen. “Wanneer bachelorafgestudeerden zich niet kunnen inschrijven voor een universitaire master, of als die situatie zich dreigt voor te doen, heb ik de bevoegdheid om in te grijpen”, verklaart Bussemaker. “Als deze situatie zich voordoet, zal ik niet aarzelen van deze bevoegdheid gebruik te maken.”
De Onderwijsinspectie gaat overigens onderzoek doen naar de toegankelijkheid van masteropleidingen. “Dit onderzoek is een onderdeel van de brede, meerjarige monitoring van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs”, aldus Bussemaker.
Discussie