Advies voor beter werkklimaat TU/e-wetenschappers
De communicatie moet beter, jonge wetenschappers verdienen betere begeleiding en de ondersteunende diensten moeten beter inspelen op de behoeftes van wetenschappers en docenten. Deze en nog meer adviezen presenteerde de projectgroep 'Primair proces en beleid' vorige week in een rapport. Rector Frank Baaijens is blij met de suggesties en het College gaat met de projectgroep kijken naar vervolgstappen.
Het College van Bestuur en de decanen kregen het rapport ‘Where innovation starts and people matter’ vorige week onder ogen tijdens het halfjaarlijks overleg in Lanaken, waar de strategie voor de TU/e wordt besproken. De strekking van dat rapport; de universiteit zit in een periode met veel veranderingen, maar bij veel wetenschappers leeft het gevoel dat de tussentijdse resultaten die daaruit voortvloeien, niet altijd verbeteringen zijn. De twaalf projectleden, vertegenwoordigers van alle faculteiten, snijden in het rapport vijf punten aan waaraan het volgens hen schort en doen daarbij suggesties ter verbetering.
Zo stellen ze dat jonge wetenschappers te weinig loopbaanbegeleiding krijgen. Verder pleiten ze voor betere communicatie en feedback bij beslissingen en moeten de ondersteunende diensten beter luisteren naar de behoeftes van het wetenschappelijk en onderwijzend personeel. Het vierde punt dat de projectleden benoemen is dat ze af willen van de ‘controle-cultuur’ en meer openheid en vrijheid willen. Tenslotte verlangen docenten betere ondersteuning bij de uitvoering van hun onderwijstaken.
Het document is opgesteld op verzoek van het College van Bestuur. Aanleiding daarvoor was kritiek die enkele TU/e-hoogleraren van verschillende faculteiten begin van dit jaar uitten. Baaijens: “Die groep heeft destijds contact opgenomen met mij, als aankomend rector. Toenmalige rector Hans van Duijn en collegevoorzitter Jan Mengelers zijn direct bij de besprekingen betrokken. Een van de verzoeken van deze groep was na te gaan of hun zorgen breder gedeeld worden binnen de universiteit. Uit het gesprek dat we vervolgens met de universiteitshoogleraren hadden kwam de suggestie een werkgroep in te stellen.”
Alle leden hebben binnen hun faculteit gepolst en vervolgens zijn de vertegenwoordigers van de faculteiten enkele keren bij elkaar gekomen om uit te zoeken wat de gemene delers zijn en het rapport is daarvan het resultaat.
Volgens universiteitshoogleraar René Janssen en hoogleraar Remco van der Hofstad, voorzitter en vicevoorzitter van de werkgroep, viel het nog niet mee om die 'gemene delers' te benoemen. Janssen: “Je moet ervoor waken dat het geen klaagsessies worden en constructief blijven zoeken naar oplossingen. Het is lastig om te bepalen wat je centraal moet oplossen en wat binnen faculteiten. De organisatie is complexer geworden en dat stelt je als universiteit voor best wat uitdagingen.”
Van der Hofstad vult aan: “Het is een organisch document. Het is voor ons belangrijk dat er discussie over deze onderwerpen komt. We willen partnerships realiseren en gevoelens van onvrede wegnemen.” Beiden stippen betere communicatie aan als een belangrijk verbeterpunt. Van der Hofstad: “Neem een onderwerp als open access. Het scheelt als je weet wat daarbij de mogelijkheden zijn, welke discussies er spelen en bij wie je met vragen terecht kunt.”
Rector Baaijens geeft aan blij te zijn met de input en volgens hem worden alle suggesties besproken. Eén advies wordt al direct overgenomen: er wordt een denktank met een afvaardiging uit alle faculteiten opgezet, die met de rector in gesprek gaat over thema’s die relevant zijn voor wetenschappelijk personeel. Het eerste onderwerp op die agenda is het personeelsbeleid voor die doelgroep.
De belangrijkste onderwerpen die in Lanaken zijn besproken staan online.
Discussie