- Onderzoek , Student
- 07/07/2015
Het kabinet heeft de basisbeurs wegbezuinigd om extra geld in het hoger onderwijs te steken. Op de vrolijke rekensommen van het ministerie valt veel af te dingen, maar één ding blijft overeind: universiteiten en hogescholen hebben straks meer te besteden.
Minister Bussemaker van Onderwijs vindt dat het hoger onderwijs duizenden nieuwe docenten, lectoren en onderwijshoogleraren moet aannemen. Dat snoept het grootste deel van de extra miljoenen op. Verder is het geld bestemd voor onderwijsvernieuwing, online onderwijs, flexstuderen enzovoorts.
Hoe zit het dan met de vrijheid van onderwijsinstellingen om zelf te bepalen waar ze hun geld aan uitgeven? Al ruim een kwart eeuw krijgen de instellingen het leeuwendeel van de overheidsfinanciering als één groot bedrag (de lumpsum) op hun rekening, in principe zonder nadere eisen aan de besteding. Er heerst een sterk geloof in Den Haag dat die autonomie belangrijk is.
Toch pakt de politiek die vrijheid beetje bij beetje weer af. De eisen aan opleidingen worden steeds strenger. Er zijn zelfs prestatieafspraken gesloten: meer studenten moeten een diploma behalen, terwijl het niveau van het onderwijs omhoog moet. Als onderwijsinstellingen hun afspraken niet nakomen, krijgen ze minder geld. Die afspraken liggen onder vuur sinds de Maagdenhuisbezetting, maar één ding is zeker: straks komen er weer nieuwe aan. Kwaliteitsafspraken gaan ze deze keer heten.
Ook houdt het kabinet het wetenschappelijk onderzoek steeds sterker in de greep. Steeds meer wetenschappers moeten voor hun geld een aanvraag indienen bij onderzoeksfinancier NWO. Bovendien moet de wetenschap door het zogeheten ‘topsectorenbeleid’ steeds vaker zijn nut bewijzen voor bedrijfsleven en samenleving. Dit voorjaar mocht heel Nederland zich met de wetenschap bemoeien en vragen indienen voor een Nationale Wetenschapsagenda.
Voorlopig behouden universiteiten en hogescholen veel vrijheid. Daarom valt nog te bezien of die vierduizend docenten er echt komen. In een voetnoot houdt Bussemaker een slag om de arm: “Alleen als de instellingen er voor kiezen om dit gehele budget ook daadwerkelijk hiervoor in te zetten, kan de genoemde toename in het aantal docenten worden gerealiseerd”.
Maar wat gebeurt er als ze die docenten niet aanstellen? Dan zal het kabinet waarschijnlijk ingrijpen. Denk aan de salarissen van onderwijsbestuurders: eerst mochten die tonnen verdienen zonder dat er een haan naar kraaide, later moesten ze samen afspraken maken over hun beloning en toen dat niet volstond, is er een wet gekomen die de salarissen aan banden legt.
Momenteel weet niemand hoeveel geld de universiteiten besteden aan onderzoek en hoeveel aan onderwijs. Dat valt niet goed te scheiden, zeggen ze. Onderzoek en onderwijs zijn immers verweven. Maar als de universiteiten straks niet genoeg docenten aanstellen, zal de politiek dat excuus niet langer accepteren.
Extra geld heeft dus zijn prijs. Geen wonder dat het ministerie de opbrengst van het leenstelsel overdrijft (één miljard euro is wel erg optimistisch) en dat hogescholen en universiteiten juist benadrukken hoe weinig ze erop vooruit gaan: ze moeten naar eigen zeggen het gat dempen dat eerdere bezuinigingen hebben geslagen.
Hoeveel politieke steun zal er blijven voor de autonomie van het hoger onderwijs? Zoals de basisbeurs gedoemd was te verdwijnen en de salarissen van topbestuurders vroeg of laat zouden worden ingeperkt, zo zullen universiteiten en hogescholen steeds minder baas zijn over hun geld.
Discussie