- Campus
- 19/09/2014
De groeipijn van een compacte campus
Uitgerekend in het nieuwste vlaggenschip Flux, waar twee faculteiten stoeiden met iedere vierkante centimeter ruimte, zette het College van Bestuur zijn plannen voor een supermarkt door. Het leidde tot de nodige vraagtekens onder betrokkenen. Biedt de geïdealiseerde ‘compacte campus’ nog wel plaats voor dergelijke luxe-voorzieningen, als de instroom van nieuwe studenten blijft toenemen?
Vraag je het aan het College van Bestuur, dan is het antwoord helder, zeker daar waar het om Flux gaat: “De speelruimte is daar inderdaad gering door de groeiende instroom”, geeft bestuurslid Jo van Ham toe. Hij snapt dan ook goed dat het besluit vragen opriep. Maar de critici moeten zich realiseren dat die winkel daar eigenlijk niemand in de weg zit, vindt Van Ham. De beoogde ruimte is vanwege een gebrek aan licht ongeschikt voor onderwijs en neemt bovendien een klein deel van het totale oppervlak van Flux in beslag. “De primaire en secundaire voorzieningen in het Campus2020-programma concurreren nauwelijks met elkaar om dezelfde ruimtes. Bovendien nemen de secundaire voorzieningen relatief weinig ruimte in”, aldus Van Ham.
Daarnaast had dit deel van de campus, met veel nieuwe bedrijvigheid, een voorziening voor eerste levensbehoefte nodig, vond het TU/e-bestuur. Vandaar dat het vasthield aan de plannen. Mochten zich vergelijkbare situaties voordoen, dan worden die per geval beoordeeld. Tot die tijd zegt het CvB de TU/e-brede groei op te vangen met extra personeel (+26 fte) en vrijgemaakte onderwijsruimtes in Matrix.
Het geval-Flux lijkt niet op zichzelf te staan. Nu het eind van de groeiende TU/e-populatie voorlopig nog niet in zicht lijkt, en de Grote Inschikpuzzel nog maar net begonnen is, is het eerste gepiep en gekraak van de muren al hoorbaar. Cursor-columnist en W&I-student Bor de Kock constateerde onlangs nog in Cursor dat de kwaliteit van het onderwijs op het spel staat als de TU/e aan de ene kant de broekriem van de onderwijsruimten aanhaalt en ondertussen durft na te denken over nice-to-haves als een Starbucks en een supermarkt. Laten we nou eerst eens zorgen dat onze studenten fatsoenlijk college kunnen volgen, vond De Kock. “Een Starbucks kan altijd nog.”
Ook vanuit de studentenraden neemt de onrust toe: “Met het inkrimpen van de campus moet iedereen inschikken”, zegt Rien de Böck van Groep-één. “Er zijn te weinig zalen om alle colleges overdag te kunnen houden. Ook zijn kunstgrepen nodig om OGO-groepjes een hokje te kunnen toewijzen.” Desondanks vindt Groep-één niet dat de TU/e rigoureus het mes moet zetten in voorzieningen die niet direct met onderwijs te maken hebben. De Böck: “Kantines en catering hebben we hard nodig om de campus levendiger te maken. En ook voor studentinitiatieven moet altijd ruimte open blijven. Zeker als de campus straks ook nog eens bewoond is.” Maar waar deze voorzieningen onderwijs en onderzoek in de weg zitten, mag het wat Groep-één betreft best wat minder.
Dat vinden ook de collega’s van de Eindhovense Studentenraad, op het moment dat de nood aan de man is. “Alleen als zo’n voorziening echt iets toevoegt, is er wat ons betreft plaats voor. Puur en alleen om de TU/e een goed imago te bezorgen - zoals dat bij een Starbucks het geval zou zijn - is voor ons te mager”, stelt Lucas Otten van de ESR.
“We moeten ons bewust zijn van de grenzen van de groei”
Alfons Bruekers, directeur Bedrijfsvoering van Technische Natuurkunde en Electrical Engineering - de toekomstige bewoners van Flux - zette de ruimteproblematiek in Flux onlangs op de publieke agenda. Hij verleidde het CvB om het supermarktidee nogmaals te beoordelen, maar haalde uiteindelijk bakzeil. Al ervaart hij het zelf anders: “Het ging mij er vooral om het college bewust te maken van de actuele situatie. Ik ben ervan overtuigd dat het op veel meer plekken gaat knellen in de toekomst.”
Toch denkt Bruekers dat de bestaande bebouwing voorlopig voldoende ruimte biedt om de groei op te vangen. “Met de Flux-methode kunnen in andere gebouwen nog heel wat meters worden ingedikt en vrijgemaakt.” Onder deze methode verstaat Bruekers kleinere oppervlakte per medewerker, het scheiden van gebruiksfuncties als vergaderen, alleen werken en overleg, en handige it-middelen zoals een simpel ruimtereserveringssyssteem om dat te managen. Meters die wat Bruekers betreft naar behoefte verdeeld kunnen worden tussen onderwijs en secundaire voorzieningen. Die laatste zijn zeker zo belangrijk, vindt hij. “Dat zijn smaakmakers, waar je niet teveel in moet snijden. Daarmee verarm je je gebied.”
Bruekers maakt zich nog niet ongerust over groeipijn van de TU/e-campus. “Ik heb hier nog niemand met een luchtbedje rond zien lopen. Maar we moeten ons wel bewust zijn van de grenzen van de groei. Die zijn in Flux nu wel bereikt. In andere gebouwen veel minder. Daar kunnen we nog heel wat jaren mee vooruit.”
Discussie