- Student
- 29/10/2014
Lenen kost geld, dat weet iedereen. Maar volgens de voorstanders van het nieuwe leenstelsel hoeft dat geen bezwaar te zijn. Ze onderstrepen graag de lage rente op studieschulden. Die is momenteel slechts 0,81 procent. Maar de rente wordt hoger, want het kabinet gaat hem op een andere manier vaststellen. Dat kan studenten honderden of zelfs duizenden euro’s kosten. Samen betalen studenten met een studieschuld al snel miljoenen extra.
Studenten gaan meer lenen als de basisbeurs verdwijnt en daardoor neemt de staatsschuld toe, schrijft minister Bussemaker in haar wetsvoorstel. Om dat de bekostigen, wordt de ‘rentemaatstaf’ aangepast per 1 januari 2017. Bussemaker legt daar weinig nadruk op. In antwoorden op Kamervragen bijvoorbeeld schreef ze vorige week nog: “De afgelopen tien jaar bedroeg de rente op studieleningen gemiddeld 2,4 procent.”
Ze meldt niet dat die rente volgens de nieuwe maatstaf waarschijnlijk hoger zou zijn uitgevallen. Dat hoefde ook niet, zegt het ministerie in een reactie. De Kamerleden hadden er immers niet naar gevraagd.
Tot nog toe is de rente gekoppeld aan de rente op staatsleningen die drie tot vijf jaar lopen. Vanaf 2017 geldt de rente op leningen die vijf tot zes jaar lopen als norm. En die rente is over het algemeen hoger. In 2011 was de rente op studieleningen 1,39 procent. Die zou volgens de nieuwe maatstaf 2,48 procent zijn geweest: meer dan een procentpunt hoger. Dat is overigens de berekening van het HOP, niet van het ministerie, gebaseerd op de rentes op staatsleningen.
Een procentpunt meer rente tikt flink aan. Wie bijvoorbeeld twintigduizend euro schuld heeft en 35 jaar lang aflost, moet zo’n 3.500 euro rente extra betalen – een bedrag hoger dan een jaar basisbeurs.
Overigens is het effect van de nieuwe maatstaf niet altijd zo groot. Dat heeft een technische reden. Nu wordt de rente vastgesteld op basis van het gemiddelde in de maand oktober. De nieuwe rente is geen ‘maandkoers’, maar wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde rente gedurende een heel jaar, van oktober tot en met september. Uitschieters in oktober – naar boven of beneden – zullen dus minder invloed krijgen.
Het ministerie wijst erop dat de rente voor dit jaar ongeveer gelijk zou zijn gebleven als de nieuwe spelregels al hadden gegolden. Sterker nog, dan zou hij een honderdste lager zijn. Toch erkent het ministerie: “Gemiddeld genomen over een lange periode zal er wel een stijging zijn, doordat de vijfjaarsrente natuurlijk hoger is dan de drie- tot vijfjaarsrente, maar dit hoeft niet van jaar op jaar het geval te zijn.”
Discussie