- Onderzoek
- 20/06/2014
Succescoach met moleculaire passie
Volgende week kan prof.dr. Bert Meijer op zijn toch al indrukwekkende palmares een vinkje zetten achter ‘Prijs Akademiehoogleraren’. Op 26 juni ontvangt de TU/e-hoogleraar Organische Chemie in het Amsterdamse Trippenhuis officieel deze oeuvreprijs van de KNAW, die vergezeld gaat van één miljoen euro. Een gesprek met een man met een grote liefde voor moleculen.
“Eigenlijk is deze prijs voor onze onderzoeksgroep; mijn aandeel in het onderzoek wordt al snel overschat.” Bert Meijer is de eerste die zijn persoonlijke bijdrage aan de wetenschap relativeert. Ondanks alle prestigieuze subsidies en prijzen die hij de afgelopen decennia heeft vergaard (een selectie: KNAW-lidmaatschap, Spinozapremie, Zwaartekrachtsubsidie, ERC Advanced Grant, benoeming tot universiteitshoogleraar van de TU/e en vele internationale prijzen en benoemingen) ziet hij zichzelf in de eerste plaats als onderwijzer en coach.
“Ik maak graag de vergelijking tussen wetenschap en sport”, verduidelijkt Meijer. “Experimenteel onderzoek is in die vergelijking een teamsport, waarbij ik als hoogleraar de coach ben die de spelers opstelt en de tactiek bepaalt. Ik ben geen speler die een doelpunt maakt. Het is zelfs zo dat een coach nog veel kan leren van de topspelers die hij onder zijn hoede heeft. Voorheen hield een benoeming tot Akademiehoogleraar in dat je tot je emeritaat vrijgesteld werd van bestuurlijke en onderwijstaken. Dat laatste vind ik bizar. Onderwijs is namelijk een heel belangrijke taak en onlosmakelijk aan ons beroep verbonden.”
Dat hij het begeleiden van studenten, promovendi en postdocs als zo’n belangrijke opdracht beschouwt, brengt voor Meijer wel beperkingen (zelf noemt hij het liever “uitdagingen”) met zich mee voor het formuleren van onderzoeksprojecten. De jonge onderzoekers onder zijn hoede moeten namelijk wel in staat zijn om, in de paar jaar dat ze aan hun onderzoek werken, iets tastbaars te bereiken. En dat is gezien het interessegebied van Meijer, met veel aandacht voor zeer fundamentele vragen, niet altijd gemakkelijk.
“Ik lig niet snel ergens van wakker”, zegt de chemicus. “Maar als ik wakker lig, is het over de vraag of de dingen die we doen wel succes zullen brengen voor de jongelui in onze groep.” Heeft hij, als dat mislukt, gefaald als coach? “Ach, als je een wedstrijd verliest, kan dat zijn omdat je de verkeerde speler hebt opgesteld, of op de verkeerde positie. Maar je vraagt je ook wel eens af waarom een spits de bal er niet gewoon inschiet. Ik ben heel blij dat onze sterke focus op het opleiden niet ten koste gaat van de wetenschappelijke erkenning; ik ben ook heel trots op deze prijs, die laat zien dat onderzoek en onderwijs prachtig samengaan.”
“Ik ben verliefd
op moleculen”
Rode draad in het wetenschappelijke leven van de geboren Groninger is de vraag hoe verzamelingen moleculen in de natuur samenwerken in het georkestreerde geheel dat we leven noemen; zowel vanuit een intrinsieke fascinatie voor wat dat ‘leven’ precies inhoudt, als vanuit de gedachte dat je, door controle te verwerven over dergelijke moleculaire processen, een hele nieuwe wereld van toepassingen opent.
“Ik zeg wel eens dat ik verliefd ben op moleculen. Alles om ons heen is er uit opgebouwd. Alles wat we zijn en kunnen -denken, ademen, schrijven- komt door moleculen. Mijn droom is dat we op een gegeven moment zoveel snappen van hoe die moleculen samenwerken, dat je de meest simplistische vorm van leven in een laboratorium kunt maken. Ik bedoel dan niet eens een hele cel of zoiets moeilijks, maar een simpel moleculair fabriekje, waarvan je zou kunnen zeggen dat het autonoom zijn gang gaat en functies uitvoert waar we nu alleen maar van kunnen dromen. Dat blijkt ongelooflijk ingewikkeld, omdat we niet goed begrijpen hoe moleculen zich in een verzameling van verschillende interacterende moleculen gedragen. Maar de afgelopen tien, twintig jaar is op dit vlak al wel veel vooruitgang geboekt.”
Een deel van die vooruitgang komt door het werk van Meijer en zijn collega’s binnen de eigen onderzoeksgroep en in het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS), waarvan Meijer geestelijk vader en wetenschappelijk directeur is. “Onze groep heeft bijvoorbeeld aangetoond dat kunststoffen, zoals dit tafelblad, niet alleen gemaakt kunnen worden van lange polymeerketens, maar ook van veel kleinere moleculen. Door dynamische, zwakke interacties plakken die als een soort klittenband aan elkaar; zogenaamde supramoleculaire polymeren. Dat maakt het materiaal veel eenvoudiger te verwerken en het krijgt ook een soort zelfherstellende eigenschap. Bij Biomedische Technologie gebruiken ze dit materiaal bijvoorbeeld om bloedvaten te maken.”
Een miljoen om
dromen waar te maken
Het onderzoek naar bovengenoemde zelfherstellende plastics begon volgens Meijer uit pure nieuwsgierigheid. Hij had dan ook nooit gedacht dat uit deze experimenten al zo snel technologische toepassingen zouden volgen. “Het duurt vaak heel lang voordat een vinding in het lab op de markt komt. Vloeibare kristallen zijn al in de negentiende eeuw ontdekt en worden pas de laatste jaren op grote schaal gebruikt in LCD-schermen. Ook de uitvinding van de OLED stamt al uit de jaren zeventig. Zelf heb ik vroeger veel aan dendrimeren gewerkt, boomachtige moleculen. Pas twintig jaar later is in Japan nu een fosfaatbinder tegen nierproblemen op de markt gekomen op basis van deze moleculen. En we maakten eind jaren tachtig onze eerste supramoleculaire polymeren. Ook die zijn nu op de markt via SupraPolix, maar dat is nog geen beursbericht waard, hoor. Hoewel ik er van overtuigd ben dat het een groot commercieel succes wordt; afwachten dus maar.”
Waar hij het miljoen van de KNAW dat hij volgende week mag bijschrijven voor gaat gebruiken? Niet voor een grote carrièresprong in ieder geval, hoewel de Prijs Akademiehoogleraren die mogelijkheid in principe wel biedt. “Toen ik de Spinozapremie kreeg, heb ik besloten me te richten op complexe moleculaire systemen en in die richting ga ik door. Dit miljoen geeft me een enorme extra stimulans en extra mogelijkheden om onze dromen waar te maken en vier of vijf jongelui op te leiden tot doctor.”
Discussie