Minister Bussemaker in gesprek met TU/e-studenten. Foto | Ruud Strobbe

Bussemaker: "Ik noem Eindhoven vaak als voorbeeld"

Minister Jet Bussemaker van OC&W toonde zich gisteren enthousiast over de maatschappelijke betrokkenheid van de TU/e. “Ik noem Eindhoven vaak als voorbeeld om hoe jullie hier dromen van het oplossen van maatschappelijke problemen met behulp van techniek.” Dat zei ze bij de forumdiscussie in De Blauwe Zaal waarmee ze haar bezoek aan de TU/e afsloot. De dag stond in het teken van het Eindhovense succes in het Zwaartekrachtprogramma.

Als het aan de minister ligt, nemen we geen voorbeeld aan Duitsland als het gaat om de inrichting van onze kenniseconomie. “De koppeling tussen onderwijs en onderzoek is daar erg zwak, met het risico dat je een paar topinstituten en veel armzalige leerfabrieken krijgt.” Bussemaker kwam tot die uitspraak in reactie op een betoog van burgemeester Rob van Gijzel -aanwezig als voorzitter van Brainport Eindhoven- om meer naar de succesvolle landen om ons heen te kijken.

De minister leek volledig op haar gemak in het gezelschap van Van Gijzel, Peter Wennink (CEO van ASML), hoogleraar Remco van der Hofstad en collegevoorzitter Jan Mengelers. Op de stelling van Van der Hofstad, één van de TU/e’ers die de komende tien jaar geld ontvangt uit de Zwaartekrachtpot, dat dergelijke grote programma’s niet ten koste mogen gaan van kleinere subsidies waarmee beginnende onderzoekers hun eigen projecten kunnen financieren, antwoordde ze dat hiervoor altijd nog de eerste geldstroom blijft bestaan. “Bovendien hebben we de Veni, Vidi en Vici’s. Maar we zullen ook moeten kiezen: er is niet genoeg geld om alles te doen.”

Alle panelleden leken het eens met de stelling dat onderzoeksverbanden niet beperkt moeten blijven tot binnen de nationale grenzen. "Maar je ziet dat landelijke en regionale overheden het moeilijk vinden om hun geld over de grens heen te investeren”, zei Mengelers. Dat beeld werd bevestigd door ASML-topman Wennink, die het een taak voor de overheid vindt om die internationale samenwerking te bevorderen.

Tot slot ging het over het tekort aan Nederlanders met een technische opleiding. “Wij hebben bij ASML vorig jaar duizend mensen aangenomen”, vertelde Wennink. “De helft daarvan komt uit het buitenland. En wat opvalt: de helft van die buitenlanders is vrouw, terwijl dat onder de Nederlandse werknemers minder dan vijf procent is.” Reden te meer om het bèta-onderwijs vooral onder meisjes te stimuleren, vindt hij. Volgens Bussemaker is er nog een mogelijke oplossing: “Veertig procent van de technisch opgeleiden gaat niet in de techniek werken. Ook dat zou anders moeten.”

Minister Bussemaker was, ook nu ze vanuit studentenkringen onder vuur ligt vanwege het leenstelsel, duidelijk niet bang om met studenten in gesprek te gaan. Het was namelijk op haar initiatief dat er behalve een discussie met kopstukken ook ruimte in het programma was voor een debat met een zestal TU/e-studenten.

Ze nam daarin de gelegenheid te baat om uit te leggen dat het leenstelsel (“wij noemen het nu het studievoorschot”) in haar ogen juist gunstig is voor de studenten. “Vroeger kon je tot twaalf procent van je inkomen kwijt zijn aan het afbetalen, en dat wordt maximaal vier procent. Bovendien is deze maatregel nodig om te garanderen dat iedereen ook in de toekomst kan gaan studeren.”

De minister herhaalde nog eens het standpunt van het kabinet dat het bespaarde geld terug moet vloeien in het onderwijs. De nieuwe manager van het Solar Team, Tom Selten, kreeg de lachers op zijn hand met de vraag of dat geld dan niet in zijn team gestoken kon worden. Bussemaker ging daar serieus op in: studenten krijgen in de toekomst meer inspraak in het universiteitsbeleid, zei ze. “Het ligt dus deels aan jullie zelf hoe die middelen hier in Eindhoven worden ingezet. Dat ga ik niet vanuit Den Haag bepalen.”

Deel dit artikel