Roel Gijsbers. Foto | Bart van Overbeeke

Extreem bouwen met niets

Doe met zo min mogelijk zoveel mogelijk voor bewoners van een gebied dat is getroffen door een tyfoon of te kampen heeft met overstromingen. Dat is de opdracht van het Rode Kruis. Bouwkundeonderzoekers van de TU/e helpen daarbij via contractonderzoek in de vorm van S(p)eedkits. “Werken aan innovaties in de hulpverleningssector is helemaal anders dan we bij Bouwkunde gewend zijn.”

One size fits all bestaat niet in rampgebieden. Als er iets is waar de ‘shelter research group’ zeker van is, is het dat wel. De groep is in 2007 begonnen vanuit de leerstoel productontwikkeling van Bouwkunde. Onderzoekers dr.ir. Roel Gijsbers, ir. Tim de Haas en ir. Mark Cox werden door het Rode Kruis gevraagd hun technische expertise in te zetten voor S(p)eedkits, onderdeel van PF7, het zevende kaderprogramma waarmee de Europese Unie onderzoek financiert. Twee van de drie hebben inmiddels elders werk (zie kader onderin). Roel Gijsbers’ onderzoek bevat momenteel drie opdrachten waarvan die naar het meest geschikte tentdoek het meest opvalt.

S(p)eedkits. In de naam zit Speed, omdat het snel moet gaan, en Seed, omdat de kits een basis voor wederopbouw moeten zijn. De kits bestaan uit producten, strategieën en instrumenten. “Wat het eigenlijk inhoudt”, zegt Gijsbers, “is dat er na een ramp, waar dan ook, zo snel mogelijk hulp geboden kan worden. Dat is een hele uitdaging omdat het een enorme logistieke puzzel is om de juiste materialen en mensen daar te krijgen. De kit moet licht zijn, eenvoudig te transporteren en te assembleren zijn, en zelfvoorzienend zijn.”

Hulpverleners en producenten spreken elkaars taal niet

Soms bieden bedrijven met de beste bedoelingen hulp aan, merkt Gijsbers. “Bijvoorbeeld een huizenbouwer wil noodlokalen plaatsen in een rampgebied. Wat zo’n persoon vergeet, is dat je ter plekke moet werken met mensen die in shock zijn. Het moet low cost zijn, want hoe minder het kost, hoe meer mensen je kunt helpen. Vaak moet je werken met maar één of zelfs géén aggregaat. En het moet super betrouwbaar zijn. Je mag slachtoffers geen product of oplossing geven waarvan je weet dat die kan falen. Een huis mag niet instorten, een tent mag niet wegwaaien.” Dit klinkt allemaal zeer logisch, maar Gijsbers weet dat er vaak niet goed duidelijk is wat er wordt verwacht. “Hulpverleners en producenten spreken elkaars taal niet. En daar zijn wij nu tussen gepositioneerd. Wij kunnen met wetenschappelijke onderbouwing vertellen wat de eisen zijn waaraan hulpgoederen moeten voldoen.”

Het mooie van het door de Europese Unie betaalde S(p)eedkits-project noemt Gijsbers het feit dat de partners uit drie hoeken komen. “Je hebt de hulp biedende NGO’s (niet-gouvernementele organisatie, red.), universiteiten met hun kennis en bedrijven met productiemiddelen.” Bij die laatste groep horen een textielleverancier en een fabrikant van containers waarin medische hulp geboden kan worden. Naast de TU/e zijn ook Politecnico di Milano en de Vrije Universiteit Brussel betrokken. Het onderzoek is nu halverwege. De eerste review in Luxemburg, eind 2013, was positief.

Tarpaulin is het meest gedistribueerde hulpmiddel ter wereld

Gijsbers is door omstandigheden nog niet zelf in een rampgebied geweest. Hij werkt meestal hele dagen onopgemerkt in Vertigo. Maar afgelopen herfst bracht zijn onderzoek het dorp Zeeland in rep en roer. Om het binnenklimaat bij verschillende tentmaterialen te onderzoeken, zette hij met Tim de Haas drie witte tenten op bij een bevriende geitenboer. In de buurt wist men niet waarom die daar stonden. Gedacht werd aan een illegale geitenschuur, opvangtent voor asielzoekers of zelfs een wietkwekerij. Maar de multipurpose tent is bedoeld als ziekenzaal voor rampgebieden.

 

 

Nominatie voor vluchtelingenwoning

De World Design Impact Price is een tweejaarlijkse prijs van The International Council of Societies of Industrial Design. Op vrijdag 28 februari vindt de eerstvolgende uitreiking plaats.

Een van de genomineerde ontwerpen van de World Impact Price 2014 heeft een TU/e-randje. Het gaat om het Refugee Housing Unit-project (RHU), uitgevoerd in opdracht van UNHCR en betaald door de IKEA Foundation. Mark Cox van het Innovation Lab en Tim de Haas, die nu voor de RHU werkt, hebben hieraan meegewerkt. Cox en De Haas waren collega’s van Roel Gijsbers.

Het team ontwierp niet, zoals gebruikelijk, een verbeterde tent voor de opvang van vluchtelingen, maar ontwikkelde een eenvoudig op te zetten noodwoning met lange levensduur. Dat geeft de vluchtelingen meer privacy, meer comfort en minder kans op ongewenst bezoek. Bovendien is de woning brandveilig en weerbestendig. Cox en de Haas hebben de eisen en regelgeving voor gebouwen vertaald naar deze vluchtelingenwoning.

Cox heeft twaalf van deze woningen gebouwd in een vluchtelingenkamp in Irak in november 2013 waar al drie maanden lang 12.500 Syrische vluchtelingen werden opgevangen. Het was een overweldigende ervaring: “In de eerste uren van het bouwen kwamen tweehonderd vluchtelingen hulp aanbieden - en reservegereedschap weghalen. We moesten ze noodgedwongen een beetje op afstand houden.” Deze ervaring kan van pas komen wanneer Cox in april naar Zuid Soedan gaat voor nieuwe testen.

Het materiaal van de tent die het Rode Kruis nu gebruikt, is polykatoen. Nadeel: het gaat schimmelen, scheuren en wegrotten. De oplossing om er een zeil over te doen, maakt de binnenruimte donker en het frame kwetsbaar. Daarom hebben de bouwkundigen ook twee andere materialen getest in Zeeland: polyethyleenzeil van 4 bij 6 meter, het meest gedistribueerde hulpmiddel ter wereld, bekend onder de naam tarpaulin, en pvc gecoat polyester. Dat ze het niet op eigen campus deden, is omdat er kostbare meetapparatuur in stond en de metingen zo min mogelijk verstoord mochten worden.

Conclusie is dat het binnenklimaat van de niet-katoenen tenten aanzienlijk vochtiger is. Dus zal het Franse textielbedrijf Sioen bij het ontwikkelen van nieuwe tentdoeken die niet schimmelen en wel licht doorlaten, voldoende ventilatievoorzieningen moeten aanbrengen. Het klimaat op patiëntenniveau moet zo gezond mogelijk zijn.

Roel Gijsbers weet dat hij maar een klein radertje is in het grote hulpverlenersveld. “Maar het geeft wel voldoening dat ik met mijn onderzoek meer bijdraag dan met een donatie in een collectebus.”

Deel dit artikel