- Student
- 19/12/2014
Ministerie stimuleert internationalisering met honderen beurzen
Het ministerie van Onderwijs stelt samen met hogescholen en universiteiten 768 beurzen beschikbaar voor Nederlandse studenten buiten de EU willen studeren. Onder buitenlanders die een studie in ons land willen volgen, zijn net zo veel beurzen te verdelen. De beurzen passen in het streven van het ministerie om het hoger onderwijs in Nederland internationaler te maken.
Dat is van groot belang, schrijft minister Bussemaker deze week op haar blog. Nederlandse studenten die naar het buitenland gaan, kunnen vanaf volgend jaar 1250 euro krijgen, buitenlanders die hierheen komen 5000 euro. “De beurzen dekken de kosten dus niet, maar vormen een tegemoetkoming”, aldus de minister.
Alleen studenten van buiten de Europese Unie of Nederlandse studenten die naar een land buiten de EU willen, komen voor het beurzenprogramma in aanmerking. Binnen Europa bestaan immers al langer de Erasmusbeurzen. Universiteiten en hogescholen gaan de studenten selecteren, zodat die “optimaal aansluiten bij hun profiel, de regionale arbeidsmarkt en de landen waarmee zij samenwerken”.
Voor het programma is jaarlijks vijf miljoen euro beschikbaar, maakte minister Bussemaker in de zomer al bekend. De overheid legt de ene helft op tafel en de andere helft wordt door universiteiten en hogescholen betaald. Het idee komt dan ook uit de koker van instellingen zelf: die pleitten in mei 2014 in hun internationaliseringsvisie voor een beurzenprogramma.
Sinds het Centraal Planbureau in 2012 uitrekende dat buitenlandse studenten de schatkist uiteindelijk miljoenen opleveren, doet het ministerie haar best om studies voor hen aantrekkelijker te maken. Vorig jaar lanceerde Bussemaker daarnaast een plan om meer buitenlanders in Nederland te houden als ze eenmaal zijn afgestudeerd.
Diezelfde buitenlanders moeten dan wel een verplichte cursus Nederlands volgen, als het aan VVD-kamerlid Pieter Duisenberg ligt. Hij diende een voorstel daartoe in bij minister Bussemaker. “Een verplichte taalcursus is “een win-win situatie”, aldus Duisenberg. “We verdiepen de studie-ervaring en geven studenten iets extra’s mee op de arbeidsmarkt. Voor Nederland wordt de kans groter dat studenten uiteindelijk gaan bijdragen aan onze economie. Met een vrijwillige taalcursus is het allemaal te vrijblijvend.”
Minister Bussemaker is minder enthousiast en vreest dat veel buitenlandse studenten zich door een verplichte taalcursus laten afschrikken. “We willen het onderwijs juist aantrekkelijker voor ze maken.” Bussemaker ziet meer in taal-stimulerende maatregelen. Zo werkt haar ministerie aan een online portal voor taalcursussen en aan een serious game waarmee studenten Nederlands kunnen leren.
Discussie