Economen zien weinig in ov-studentenkaart

Economen zullen er geen traan om laten als de ov-studentenkaart verdwijnt. Ze denken niet dat het onderwijs erop achteruit zal gaan.

Mocht het kabinet inderdaad bezuinigen op de ov-studentenkaart, dan wordt reizen voor studenten een stuk duurder. Misschien willen ze dan dichter bij huis stagelopen of kiezen ze minder snel voor een masteropleiding in een stad verderop. Ze kunnen wellicht nog niet goed inschatten hoe waardevol die verre stageplaats is.

Zouden ze zichzelf daardoor minder goed scholen? En voortbordurend op die vraag: zou er een economisch belang kunnen zijn om de ov-studentenkaart te behouden, zodat studenten niet op hun reiskosten letten en betere studiekeuzes maken? We vroegen het enkele hoogleraren economie.

“Als je rationeel bent, weeg je de kosten van je stage tegen de baten af”, zegt Bas ter Weel, hoogleraar sociale economie en arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht. “Maar daar kunnen studenten ook fouten in maken. Eigenlijk zou je een experiment moeten uitvoeren. Tegen de ene groep studenten zeg je: zoek maar een stage uit, wij betalen je reiskosten. De andere groep moet de reiskosten zelf betalen. Dan ga je naar het verschil kijken: gaan studenten met een ov-kaart verder weg stagelopen en wat levert dat op? De uitkomst zou ik niet kunnen voorspellen.”

Maar zo rationeel zijn de meeste mensen niet, denkt Esther-Mirjam Sent, hoogleraar economische theorie en beleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen en tevens senator voor de PvdA in de Eerste Kamer. Mocht de ov-studentenkaart verdwijnen, dan zal de ene student waarschijnlijk te veel gaan lenen om overal naartoe te reizen, terwijl de andere student nauwelijks nog van het openbaar vervoer gebruik wil maken.
“Studenten zouden inderdaad last kunnen hebben van leenangst. En dat probleem weegt het zwaarst voor studenten die -vanuit een verheffingsperspectief- de financiële steun nu juist het hardst nodig hebben. Daar valt tegenin te brengen dat we juist last hebben van gebrek aan zelfbeheersing en uit dat oogpunt juist mogelijk te veel lenen. Kortom, het netto effect is onduidelijk.”

De vraag is dan of het geld voor de ov-studentenkaart wel goed besteed wordt. “Het is niet verstandig om reizen zeer goedkoop of zelfs kosteloos te maken”, zegt Bas Jacobs, hoogleraar economie en publieke financiering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Studenten reizen dan veel meer dan maatschappelijk gewenst is, omdat de belastingbetaler de kosten draagt, in plaats van de student. Als de samenleving studie en stages belangrijk vindt, dan is het beter de reiskosten daarvoor direct te subsidiëren. Dan voorkom je welvaartsverliezen door overmatig gereis. Als studenten door gebrekkige kennis geen juiste beslissingen nemen, dient de overheid of de universiteit studenten beter voor te lichten. Dat is beter dan te proberen om de vermeende irrationaliteit van studenten met schaars publiek geld te corrigeren.”

“Economen zijn over het algemeen terughouden met subsidies”, bevestigt Arjen van Witteloostuyn, hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg. “Je moet wel een heel goed argument hebben om de reiskosten van studenten te vergoeden, want waarom zou je die kosten dan niet dekken voor huisvrouwen of bejaarden? Stel een Groninger in Utrecht wil stagelopen en een Utrechter in Groningen: als de ov-kaart verdwijnt, blijft de Groninger misschien in Groningen en de Utrechter in Utrecht, maar ze hebben nog steeds allebei een stage. Het effect is dus moeilijk te voorspellen. Misschien moeten bedrijven iets dieper in de buidel tasten om de reiskosten van studenten te vergoeden. Misschien krijg je meer betaalde stages.”

Deel dit artikel