- Onderzoek , Student
- 15/05/2013
“Het aantal promovendi in Nederland loopt sterk achter op het EU-gemiddelde”, stelde Pieter Duisenberg van de VVD in een debat met minister Bussemaker. “Landen als Duitsland, Frankrijk en België gaan ons voor. Ik heb heel goed gezocht, maar alleen een land als Cyprus heeft minder promovendi per duizend inwoners dan Nederland.”
Als dit klopt, maakt Nederland geen beste beurt. Want hoe hoger de bevolking is opgeleid, hoe beter het voor de kenniseconomie is. Daarom moeten universiteiten de kans krijgen meer promovendi op te leiden, is de gedachte achter Duisenbergs opmerkingen.
De oplossing ligt voor het oprapen. Sommige universiteiten willen hun promovendi voortaan als studenten met een studiebeurs beschouwen, en niet als werknemers met een salaris. Dat scheelt veel geld aan werkgeverspremies en pensioenlasten. Ze zouden goedkoop meer promovendi kunnen opleiden.
Al jaren leidt dit idee tot rechtszaken en debatten. Promovendi verzetten zich met hand en tand, terwijl universiteiten er onvermoeibaar voor lobbyen. Het kabinet wilde de studentpromovendus mogelijk maken, maar na harde kritiek van de Raad van State besloot minister Bussemaker dat universiteiten er eerst mee moeten ‘experimenteren’.
Duisenberg kreeg in het debat geen weerwoord op zijn cijfers. De ambtenaren die de minister flankeerden konden de juiste statistieken waarschijnlijk zo snel niet boven water krijgen. Maar zijn stelling klopt niet.
Gevraagd naar een onderbouwing verwijst de VVD aanvankelijk naar cijfers van universiteitenvereniging VSNU, die voor haar lobbywerk een factsheet heeft gemaakt. Daarin staat het aantal gepromoveerden per duizend mensen in de beroepsbevolking. Althans, dat zou er moeten staan. Maar de bron blijkt een OESO-tabel over het aantal onderzoekers in de beroepsbevolking.
En dat is iets heel anders. Onderzoekers hoeven geen doctorstitel te hebben en omgekeerd zijn er gepromoveerden die geen onderzoek meer doen. “We hadden die tabel anders moeten noemen”, reageert een VSNU-woordvoerder. “Maar ten opzichte van landen als Duitsland, Groot-Brittannië, Noorwegen en Finland hebben we hier weinig onderzoekers en ook weinig gepromoveerden. Dat blijft overeind.”
In tweede instantie verwijst de VVD naar het Europese statistiekbureau Eurostat. De VSNU-cijfers zouden slechts het startpunt zijn geweest. Maar de woordvoerder laat in het midden om welke tabel het gaat.
Bij het Europese statistiekbureau Eurostat zijn verschillende tabellen over gepromoveerden te vinden (zie grafieken). Van elke drieduizend dertigplussers in Nederland is er één gepromoveerd. In Groot-Brittannië geldt dit voor één op de tweeduizend dertigplussers. Ook de Scandinavische landen en Duitsland hebben meer gepromoveerden dan Nederland.
België komt daarentegen niet verder dan 0,29 gepromoveerden voor elke duizend inwoners van dertig jaar of ouder. Ver onder Nederland staan landen als Bulgarije en Polen met 0,12 gepromoveerden per duizend dertigplussers. “Nederland is een middenmoter, maar geen degradatiekandidaat”, bevestigt onderzoeker Frans Kaiser van het Twentse onderzoeksinstituut CHEPS (Center for Higher Education Policy Studies).
Maar er zijn nog meer Europese cijfers. Jongeren promoveren vaker dan vroeger, dus het is voor de kenniseconomie interessant om naar de aanwas van nieuwe doctors te kijken. Hoeveel jongeren tussen de 25 en 34 jaar zijn gepromoveerd? In Nederland zijn er 1,9 gepromoveerden per duizend jongeren, waarmee Nederland op gelijke hoogte staat met Noorwegen en beter scoort dan Frankrijk en België. De andere Scandinavische landen staan hoger, net als Groot-Brittannië en Duitsland. Zwitserland steekt er ver bovenuit met 3,7 promoties per duizend jongeren tussen de 25 en 34 jaar.
Samengevat: Nederland telt inderdaad weinig gepromoveerden, vergeleken met landen in het noordwesten van Europa. Maar het is niet waar dat alleen Cyprus slechter scoort dan Nederland, zoals Duisenberg veronderstelde. We laten Zuid- en Oost-Europa wel degelijk achter ons en steken ook boven het EU-gemiddelde uit.
“Je kunt verschillende statistieken gebruiken”, reageert Duisenberg. “Maar dat verandert de conclusie niet dat Nederland meer kan doen aan de aantallen promovendi. We willen immers meer gepromoveerden. Daar komen de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord tussen OCW en de universiteiten bij. Hierin staat ‘het wettelijk verankeren van de promotiestudent als derde fase in het wetenschappelijk onderwijs en als aanvullende mogelijkheid om te promoveren’. De VVD zette zich bij het debat in voor het nakomen van die afspraak.”
Discussie