De bewindsvrouw wil Nederland neerzetten “als land dat internationaal talent op waarde weet te schatten en van harte welkom heet”, zoals de Sociaal Economische Raad eerder adviseerde.
Uit onderzoek blijkt dat 64 procent van de internationale masterstudenten in Nederland zou willen blijven. In de praktijk doet een veel kleiner deel dat: het Centraal Planbureau gaat voorzichtig uit van negentien procent. Maar dat levert de economie toch een jaarlijks voordeel van 740 miljoen euro op.
Mede daarom neemt minister Bussemaker het voortouw voor het opstellen van een meerjarig actieplan met de titel ‘Make it in The Netherlands’. Net als de SER vindt ze het van belang dat buitenlandse studenten tijdens hun opleiding een band met Nederland opbouwen. Ze moeten een cursus Nederlands kunnen volgen, vaker stage lopen en beter worden geholpen met het vinden van woonruimte. Ook de toelatingsprocedures kunnen soepeler, op voorwaarde dat dit niet leidt tot mensenhandel of illegaal verblijf.
Bussemaker beseft dat het aantrekken van internationaal talent het risico van verdringing op de arbeidsmarkt met zich meebrengt. “Dit is zeker in tijden van stijgende (jeugd-)werkloosheid een aandachtspunt.”
Toch verwacht ze weinig problemen. Buitenlandse studenten en kenniswerkers zullen wat haar betreft vooral worden geworven voor de topsectoren van de economie. Bovendien hoeven niet alle kenniswerkers hier permanent te blijven.
Het actieplan moet vorm krijgen in overleg tussen het hoger onderwijs, zeven ministeries en organisaties van werkgevers, werknemers en studenten.
Discussie