- Onderzoek
- 06/02/2013
Sterft het wetenschappelijke genie uit?
Neem een willekeurig artikel uit een willekeurig vooraanstaand wetenschappelijk tijdschrift en de kans is groot dat er boven de titel een hele rits aan auteurs prijken. De tijd dat een doctor-in-spe in z’n eentje revolutionair werk publiceerde, lijkt ver achter ons te liggen, zo betoogde de Amerikaanse hoogleraar Dean Simonson afgelopen week in Nature. Volgens hem is de kans nihil dat er ooit een nieuwe Einstein gaat komen. Maar is dit niet een angst van alle tijden? En is het zo nadelig dat wetenschap verworden is tot teamwerk?
“Er zijn en verschijnen nog steeds briljante wetenschappers, genieën stuk voor stuk, alleen zijn ze bij het grote publiek niet zo bekend als Einstein”, vindt Martin Peterson, universitair hoofddocent Ethiek &Technologie aan de faculteit IE&IS. Hij begint meteen aan een opsomming. “Grigory Perelman, een Russische wiskundige, die een van de zeven Milleniumproblemen wist op te lossen, in z’n eentje. De ontdekkers van grafeen, Andre Geim en Konstantin Novoselov. Of Kary Mullis, -ook Nobelprijswinnaar- een biochemicus die de polymerase chain reaction ontwikkelde, een techniek om DNA te repliceren. En ik kan nog wel even doorgaan.”
“Een genie heeft originele, vernieuwende ideeën die baanbrekend zijn voor het desbetreffende onderzoeksgebied. In het huidige wetenschappelijke klimaat wordt er veel samengewerkt in grote onderzoeksprojecten. Maar vaak staat er aan de wieg van zo’n project toch een select clubje wetenschappers, en die sterven echt niet zo snel uit.”
“Ik vind het zeker niet verkeerd dat er meer en meer wordt samengewerkt. Vaak is een vraagstelling zo complex en zijn de experimenten zo bewerkelijk, dat een enorme berg aan expertise en diversiteit aan inzichten alleen maar voordelig is. Het één sluit het ander ook niet uit. Kijk maar naar het Higgs-onderzoek. De initiële theorie over dit bijzondere deeltje werd in de jaren dertig opgesteld door een Italiaanse natuurkundige, een einzelgänger. Maar voor het uiteindelijke bewijs van het bestaan van het Higgs-deeltje was een peloton wetenschappers nodig.”
“De media drukken ook een flinke stempel op het begrip genie. Iedereen kent die foto van Einstein, verwarde haardos, uitgestoken tong. Als genie hoor je excentriek te zijn en je zonderling te gedragen. Nu klopt dat misschien wel voor wetenschappers als Grigory Perelman en Kary Mullis, maar er zijn ook ‘normale’ genieën. Die zijn meteen een stuk minder interessant voor het grote publiek. Maar ben je alleen een genie als je erkend wordt door de media?”
“Er valt nog genoeg te ontdekken, met voldoende ruimte voor nieuwe briljante ontdekkingen. Het feit dat er al zoveel wetenschappelijke fenomenen beschreven zijn, doet daar niets aan af. Ik denk alleen wel dat we een verschuiving krijgen richting de meer toegepaste in plaats van de theoretische wetenschap. Met een Higgs-deeltje kan ik niet zo veel, wel met een Majorana-fermion waardoor er een supersnelle quantumcomputer ontwikkeld kan worden. Toepasbaarheid telt, dat zie je nu ook al bij subsidie-aanvragen. En geld speelt helaas een steeds grotere rol in de onderzoekswereld. Maar revolutionaire ontdekkingen kunnen ook heel goed zonder het grote geld; vaak zijn het dan toch de wat excentriekere personen die daarachter schuilgaan. Daarom hebben we als universiteit een belangrijke rol om een atmosfeer te creëren waar genieën-in-de-dop de ruimte kunnen krijgen om ‘anders’ te zijn. Want die briljante excentriciteit moeten we koesteren, in dienst van de wetenschap.”
Discussie