TU/e stijgt een plaats op Times-ranglijst
De TU/e is een plek geklommen op de wereldranglijst van beste universiteiten die Times Higher Education jaarlijks publiceert. Eindhoven staat nu 114e . Ook de andere Nederlandse universiteiten stijgen. Alleen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hebben meer universiteiten in de top 200 dan Nederland.
Vorig jaar stegen de Nederlandse universiteiten al flink in de wereldranglijst van het Britse onderwijsblad Times Higher Education (THE), maar dit keer presteren ze nog beter. Zeven universiteiten behoren inmiddels tot de beste honderd, terwijl dat er vorig jaar nog maar vier waren.
Helemaal bovenaan de ranglijst prijkt opnieuw het California Institute of Technology. Oxford en Stanford delen de tweede plaats en dan komt Harvard, de universiteit die jarenlang onaantastbaar bovenaan stond.
De Universiteit Leiden (nummer 64) passeert de Universiteit Utrecht (nummer 67). Alleen de Universiteit van Tilburg valt buiten de top 200, al scheelt het weinig.
Vorig jaar kwam ranking-redacteur Phil Baty van Times Higher Education al superlatieven te kort. Nederland was volgens hem een “major global higher education powerhouse”. Nu doet Nederland het nog beter, zegt hij in een telefonische toelichting op de nieuwe ranking.
Behalve de Verenigde Staten en Groot-Brittannië heeft geen enkel ander land zoveel topnoteringen. Terwijl de westerse universiteiten over het algemeen juist minder presteren (er is sprake van general gloom) gaat het Nederland voor de wind.
“Heel Europa zal naar Nederland kijken”, denkt Baty. “Jullie hebben een interessant stelsel. Geen enkele Nederlandse universiteit staat in de top vijftig, maar ze behoren wel allemaal tot de beste ter wereld. Dat is verbluffend. Het stelt andere landen voor een fascinerend dilemma: moeten ze alles inzetten op één topuniversiteit of kunnen ze maar beter het Nederlandse voorbeeld volgen? In de westerse wereld steekt Nederland boven de rest uit. De Nederlandse universiteiten zijn een baken van hoop.”
De stijging is deels te verklaren doordat de Nederlandse instellingen betere data hebben ingeleverd, vertelt Baty. “Ze hebben samen hun definities aangescherpt en gekeken hoeveel onderzoekers ze eigenlijk in dienst hebben. Ze laten nu de tijdelijke krachten buiten beschouwing. Daardoor scoren ze op sommige punten slechter, zoals het aantal studenten per docent. Maar op andere punten doen ze het juist beter, zoals het onderzoeksbudget per wetenschapper.”
Volgens Baty is de uitkomst daardoor zeker niet geflatteerd, maar juist preciezer. “Deze ranglijst geeft beter weer waar de Nederlandse universiteiten staan. Twee derde van onze data staat bovendien los van wat de universiteiten ons aanleveren. We houden bijvoorbeeld een wereldwijde enquête onder jaarlijks zestienduizend wetenschappers. Je ziet dat de reputatie van de Nederlandse instellingen is verbeterd. Verder wegen citatiescores van wetenschappers mee en ook daar hebben instellingen niets over te zeggen.”
Een ranking kan een zelfversterkend effect hebben, erkent hij: wie hoog scoort, krijgt een betere reputatie en scoort dan weer hoger. “Maar dat verklaart niet alles. Het is duidelijk dat Nederlandse universiteiten nog steeds vooruitgang boeken.”
De commotie rond de langstudeerboete of de komst van het leenstelsel hebben geen invloed op de ranglijst. “De eisen aan studenten zijn over de hele wereld zo verschillend, dat we die buiten beschouwing moeten laten”, zegt Baty. “Als de universiteiten meer geld krijgen door het leenstelsel, zal dat hun positie waarschijnlijk ten goede komen. Instellingen doen het over het algemeen beter als ze meer inkomsten hebben.”
Nieuw in de top 100 zijn Groningen, Delft en Rotterdam. De Erasmus Universiteit maakt de grootste sprong: van 157 naar een gedeelde plaats 72. Ook Maastricht schiet omhoog van 197 naar 115. Maar weinig universiteiten zijn zo hard gestegen. Andere zijn de University of New South Wales in Australië (van 173 naar 85), Nanyang Technological University (van 169 naar 83) en de Universiteit van Antwerpen (van 276 naar 192).
Discussie