“Het huidige aantal studenten is perfect voor deze universiteit”
Econoom Coen Teulings hield acht jaar lang toezicht op de TU/e
Econoom Coen Teulings maakte acht jaar deel uit van de Raad van Toezicht van de TU/e en beëindigde die functie vorige maand. Acht hectische jaren, zegt hij, waarin de universiteit grote veranderingen doormaakte. Over een daarvan - de enorme groei van de instroom - zegt hij: “Daar moet een einde aan komen, de omvang die de TU/e nu heeft is precies de juiste voor een topuniversiteit.” Dat de TU/e in internationale rankings de weg naar boven weer snel moet vinden, is volgens hem ook van groot belang.
Twee momenten uit zijn achtjarige lidmaatschap van de RvT staan Teulings nog helder voor de geest. “De presentatie door toenmalig rector Hans van Duijn van de resultaten die waren bereikt door de invoering van het Bachelor College in 2012. Die waren fantastisch: meer instroom, minder uitval, grotere tevredenheid onder studenten en veel betere studierendementen. Maar ook die van de opvolger van Van Duijn, de huidige rector Frank Baaijens, die liet zien wat de gevolgen waren van die angstwekkende stijging en die ons wees op de noodzaak om voor enkele opleidingen een numerus fixus in te voeren.”
Volgens Teulings (1958), die universiteitshoogleraar is aan de Universiteit Utrecht, heeft de TU/e met een studentenaantal van zo’n 14.000 precies de omvang die je ook ziet bij andere internationale topuniversiteiten. “Veel groter moeten we (Teulings spreekt tijdens het interview consequent over ‘we’ als hij over de TU/e praat, red.) niet worden, want je ziet de laatste jaren al dat het systeem in Eindhoven aan alle kanten piept en kraakt. Dat de maatschappij en met name het bedrijfsleven op dat vlak iets anders vraagt van de universiteit is begrijpelijk, maar misschien moet men ook eens wat meer kijken naar wat de mogelijkheden zijn bij bijvoorbeeld Fontys.”
Buitenlandse instroom
De instroom uit het buitenland - die ook in de bacheloropleidingen elk jaar nog stevig groeit - noemt Teulings een zeer positieve ontwikkeling. “En dat niet alleen voor de TU/e, maar voor Nederland in het algemeen is het van groot belang dat we toptalent blijven aantrekken uit het buitenland. Ik ben een groot voorstander van de international classroom (dertig procent van de studentenpopulatie is dan afkomstig uit het buitenland, red.), want op die manier breng je inzichten uit andere culturen samen. Dat is iets waar bijvoorbeeld een bedrijf als ASML, dat ook veel talent aantrekt uit het buitenland, heel veel werk van maakt. Ook de universiteit zou nog meer mogen investeren in dat samenbrengen van Nederlandse studenten met de internationals. Dat begint in de collegezalen en zou zich moeten uitbreiden binnen de studieverenigingen.”
Ook de TU/e zou nog meer mogen investeren in het samenbrengen van Nederlandse studenten met de internationals.
Op de vraag of de buitenlandse instroom in de toekomst beter gereguleerd moet kunnen worden, bijvoorbeeld met een gerichte studentenstop voor die groep, zegt Teulings: “Het is waar dat universiteiten nu maar weinig instrumenten hebben om de instroom te kunnen sturen, dus ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Maar zo’n beslissing mag nooit willekeurig genomen worden, maar moet elke keer goed onderbouwd zijn. Want, zoals al gezegd, van die instroom van buitenlandse studenten en promovendi profiteert uiteindelijk heel Nederland.”
Saaie klus
Binnen de RvT was Teulings jaren de voorzitter van de auditcommissie, en in die functie ploegde hij jaarlijks door de begroting van de universiteit. Hij noemt het een vrij saaie taak, “want in al die jaren presenteerde de universiteit een sluitende begroting en kwamen we aan het einde van het jaar tot de conclusie dat er weer een bedrag van zo’n vijf miljoen euro niet was uitgegeven. Dit, omdat niet al het geld voor het aanstellen van nieuw personeel door de faculteiten was uitgegeven.”
Op zich geen goed nieuws natuurlijk, want dat betekent dat jaarlijks vacatures niet worden ingevuld. “Klopt en de werving van toptalent wordt de komende jaren alleen nog maar belangrijker voor universiteiten en de concurrentie daarvoor vindt plaats op mondiaal niveau. Het moet echt een topprioriteit worden van de decanen, en ook wel van individuele hoogleraren, om naar talent op zoek te gaan.” Dat Nederland, en dus ook Eindhoven, daar een goede uitgangspositie bij heeft, staat voor Teulings vast. “Nederland is een zeer prettig land om in te leven: stabiel, een goed onderwijssysteem en goede gezondheidszorg en als buitenlander kun je goed uit de voeten omdat bijna iedereen Engels spreekt. Al vind ik wel dat een buitenlandse wetenschapper zich ook snel zou moeten bekwamen in het aanleren van Nederlands.”
Rankings
Succes bij het werven van talent wordt vaak gekoppeld aan de reputatie die een universiteit heeft. Wat dat aangaat maakt Teulings zich wel zorgen om de achteruitgang van de TU/e in enkele belangrijke internationale rankings. Zo werd onlangs bekend dat in de Times-ranking de TU/e is weggevallen uit de top-200. “Dat we in die ranking in zeven jaar tijd bijna honderd plaatsen hebben verloren vind ik zorgelijk. Het lijkt me belangrijk om snel te achterhalen wat daar de redenen van zijn.” Denkt hij dat het te maken kan hebben met de steeds intensievere samenwerking met het bedrijfsleven, waardoor er meer toegepast onderzoek plaatsvindt, en dat daardoor de citatiescores van de TU/e teruglopen? “Dat durf ik zo niet te zeggen en ik zie op veel plekken toch ook onderzoek dat redelijk fundamenteel is.”
Meer overheidsinvesteringen in fundamenteel onderzoek zijn volgens econoom Teulings sowieso noodzakelijk. “Dat moet een komend kabinet echt gaan doen en dan gaat het onder meer om dat extra miljard waar al lang om gevraagd wordt door het hoger onderwijs. Nederland loopt daarmee echt achter als we kijken naar landen als Duitsland, Frankrijk en Zwitserland. En ook het bedrijfsleven moet daar een rol bij spelen.”
Er moet snel aandacht komen voor de onderwijscrisis die zich nu afspeelt in het basis- en secundair onderwijs. Die is groter en veel belangrijker dan de woningcrisis.
Daarop voortbordurend zegt Teulings dat er ook aandacht moet komen voor de onderwijscrisis die zich nu afspeelt in het basis- en secundair onderwijs. “Die is groter en veel belangrijker dan de woningcrisis waar iedereen het nu over heeft. We zien al jaren de Pisa-scores (de schoolprestaties van 15-jarigen, red.) in Nederland teruglopen en dat is dus het fundament waar het onderwijs op gebouwd is. Als het daar niet goed gaat, heeft dat gevolgen voor de gehele Nederlandse samenleving, in termen van welvaart én welzijn (denk aan gezondheid en criminaliteit). Maar het heeft vanzelfsprekend ook grote uitstraling naar het hoger onderwijs. Ik denk dat Jeroen Dijsselbloem wel gelijk heeft als hij zegt dat de invoering in 1985 van de HOS-nota (Herziening Onderwijs Salarisstructuur, red.) debet is aan de afgenomen aantrekkelijkheid van het vak van leraar. Daar moet actie op ondernomen worden, en dat betekent een structurele verhoging van de salarissen.”
Topsport
Tot slot spreekt hij ook over de harde beslissingen die aan de TU/e genomen moeten worden. “En dat is investeren in datgene waar je echt top in bent. Dat gaat in tegen de Nederlandse mentaliteit, die ook op de TU/e rondwaart. Heel goed in breedte, maar smal in het echte topniveau. Vergelijk het met wat het NOC*NSF de laatste jaren heeft gedaan voor de topsport in Nederland: we zijn zeer goed in breedtesport, maar we hebben nu ook extra geïnvesteerd in topsport. En dat gericht investeren heeft deze zomer in Japan weer heel wat Olympische medailles opgeleverd. Evenzo hebben we ook op Nederlandse universiteiten behoefte aan meerdere pieken op onze kwalitatief goede hoogvlakte. José van Dijck en Wim van Saarloos, oud-presidenten van de KNAW, hebben enkele jaren terug voor Nederland duidelijk in kaart gebracht waar dan de kansen liggen." Van Saarloos bracht er vorig jaar nog een update over uit, die online beschikbaar is.
Dat zal er ook vaker toe leiden dat iemand met een tenure track de instelling moet verlaten, aldus Teulings. “Zo iemand kan een goede wetenschapper zijn, maar als de top er net niet inzit moet je afscheid nemen. Dat is niet erg en het schept ook duidelijkheid. Zorg er wel voor dat zo iemand goed terecht komt en je moet de relatie met die persoon in stand houden. Zorg voor goede nazorg.”
Iemand kan een goede wetenschapper zijn, maar als de top er net niet inzit moet je afscheid nemen.
Teulings kijkt met veel genoegen terug op acht jaar Eindhoven. “Ik kende de stad al van vroeger, kwam er geregeld en heb Eindhoven in al die jaren ook ten goede zien veranderen.” Vorige maand kwam er ook een einde aan zijn voorzitterschap bij de RvT van Kunstmuseum Den Haag. Lachend: “Ja, dat was simultaan en was wel even slikken voor me.” Welke functie vond hij achteraf gezien het leukst? “Dat is niet te zeggen, natuurlijk is de TU/e een stuk groter en betreft het een professionelere organisatie dan het Kunstmuseum, maar beide functies waren me erg lief. Bij beide instellingen heb ik met pijn in het hart afscheid genomen.”
Coen Teulings (1958) is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht sinds 1 januari 2018. Eerder was hij hoogleraar economie aan de University of Cambridge (2013-2019) en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam (deeltijd, 2004-2017). Van 2006 tot 2013 was hij directeur van het Centraal Plan Bureau (CPB), daarvoor directeur van SEO Economic Research in Amsterdam (2004-2006) en hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en directeur van het Tinbergen Institute van 1998 tot 2004.
Hij zat in diverse Raden van Toezicht, zoals die van de TU/e (2013-2021) en het Kunstmuseum Den Haag (2013-2021) en hij heeft vele publicaties, boeken en artikelen in belangrijke Nederlandse en internationale tijdschriften geschreven.
Discussie