Faas Moonen: ‘Ik denk niet in doemscenario’s’
Afscheid van een chaotische ideeënman
Faas Moonen gaat met pensioen en daarmee verliest de faculteit Built Environment een innovatieve geest die, voortgestuwd door grenzeloos optimisme, met elk project weer aandacht wist te genereren voor duurzaamheid in de bouwwereld. In gesprek met Cursor blikt hij terug op zijn rijke TU/e-loopbaan: “Mijn grootste valkuil is dat ik alles leuk vind.”
Wie Faas Moonen niet kent, kent waarschijnlijk wel ‘zijn’ GEM Tower: een opvallend oranje-rood festivalpodium met ingebouwde windturbine. Die originaliteit zie je terug bij alle onderzoeksprojecten van de bouwkundige, evenals de focus op ontwerp en op duurzaamheid.
Zelf is Moonen een “chaotische rasoptimist” die zich thuisvoelt op het snijvlak van allerlei disciplines. Ook heeft hij een groot hart voor studenten, maar die moeten hun geliefde universitair hoofddocent voortaan missen: Moonen gaat met prepensioen. Cursor sprak met hem niet alleen over zijn studietijd en 32-jarige loopbaan bij de faculteit Built Environment, maar ook over betonnen badeendjes en vleermuisonderkomens op elektriciteitskastjes.
Ponskaarten
Dat hij in 1983 – toen niemand nog oog had voor duurzaamheid – afstudeerde op voorgespannen houten bouwconstructies, vindt Faas Moonen achteraf gezien veelzeggend. “Onbewust zag ik al dat houtbouw en andere vormen van duurzaam bouwen de toekomst hadden.”
Moonen (1958) is geboren in Budel en getogen in Nuenen. Als student fietste hij naar een universiteit die er nog heel anders uitzag dan nu. “Bouwkunde had nog geen eigen gebouw. De eerste jaren zaten we in het Paviljoen (waar nu de studententorens Castor en Pollux staan, red.) en daarna in het Hoofdgebouw, het huidige Atlas.”
Op de hele campus was geen computer te vinden. “Behalve in het Rekencentrum, nu Neuron. Daar stond een apparaat van gigantische afmetingen, met minder rekenkracht dan mijn huidige laptop. Je schreef er programmaatjes voor die op ponskaarten werden ingevoerd.”
Telefoon
Moonen studeerde af tijdens de economische crisis van begin jaren tachtig, toen de werkloosheid torenhoog was. De baan die Philips hem aanbood, nam hij met beide handen aan. Het Eindhovense bedrijf timmerde aan de weg in China, en Moonen ging er bedrijventerreinen bouwen.
“De Chinese manier van bouwen bleek heel anders dan de Nederlandse, maar niet verkeerd. Dat heeft me een brede blik opgeleverd: er zijn altijd meerdere wegen naar een doel.”
Negen jaar later, precies toen hij zich af begon te vragen of hij – inmiddels getrouwd en vader van de oudste van zijn twee kinderen – nog wel tachtig procent van zijn tijd in China wilde doorbrengen, rinkelde de telefoon. “Het was mijn afstudeerdocent Joop van Ploeg. Er was een vacature voor een docent houtconstructies, of ik interesse had?”
Improvisatievermogen
Zo werd Moonen in 1992 docent op zijn oude faculteit, waar hij negen jaar later ook promoveerde. Het promotieonderzoek vroeg veel van zijn – gelukkig ruimschoots aanwezige – improvisatievermogen: “Ik ontwikkelde een nieuw industrieel bouwsysteem in hout, maar de eerste proeven liepen vast op een fundering die centimeters uit het lood lag, waardoor de constructie niet paste.”
Dat vroeg allerlei aanpassingen op de bouwplaats, waardoor het economische voordeel van een kant-en-klaar bouwsysteem weer teniet werd gedaan. Moonen besloot zijn onderzoek om te gooien: hij ontwikkelde een fundering die grotendeels in de fabriek voorbereid kan worden, zodat de kans op onaangename verrassingen wordt geminimaliseerd.
Ik besloot: nu wil ik ruimte om te freewheelen. Om dingen te doen die ik leuk vind. En dat lukte
Een uitstekend idee, zo vonden ook twee studenten die Moonen vroegen of ze het konden gebruiken als business-idee voor een vak. Van het een kwam het ander en zij sleepten een subsidie van 250.000 euro binnen. “Inmiddels is de start-up van toen een serieus bedrijf met honderd man in dienst, dat jaarlijks kilometers fundering produceert.”
Freewheelen
Tussen 2006 en 2013 was Moonen opleidingsdirecteur. Een functie die aansloot bij zijn liefde voor onderwijs, maar die veel van hem vroeg. “We moesten in die periode een volledig nieuw curriculum uit de grond stampen, het was ontzettend intensief. Daarna besloot ik: nu wil ik ruimte om te freewheelen. Om dingen te doen die ik leuk vind. En dat lukte. Er kwamen mooie projecten op mijn pad, waar ik ook de juiste financiering bij vond.”
Een belangrijk moment hierbij was Moonens ontmoeting met voormalig radio-dj Jan Douwe Kroeske. “Hij was bezig met wetenschap brengen op festivals en nam me daarin mee.” Voor Moonen het wist, stond hij voor een publiek van Pukkelpop-bezoekers met een bak vol betonnen badeendjes.
“Ik had de eendjes zelf gegoten van lichtgewicht beton, een vinding van Theo Salet (hoogleraar te Eindhoven en decaan van de faculteit Built Environment, red.).” Het enthousiasme over de eendjes – ze drijven! – maakte dat het publiek graag luisterde naar Moonens verhaal over de techniek en de toepassingen van het lichte beton in de woningbouw.
100.000 liter diesel
Ook de GEM Tower, intussen doorontwikkeld tot de GEM Stage, is geïnspireerd door Moonens bezoeken aan festivals. Hij schrok van alle aggregaten die daar stonden te brommen. “En dat op festivals die zichzelf profileerden als duurzaam. 100.000 liter diesel werd er verstookt voor drie dagen feest.”
Met PDEng’ers Floor van Schie, Patrick Lenaers en Marius Lazauskas ontwikkelde hij de GEM Tower: een eenvoudig te verplaatsen toren die duurzame energie opwekt, onder andere met een windturbine. Door het creatieve ontwerp en de felle kleuren is de toren bovendien een eyecatcher op het festivalterrein.
Met één project kun je de wereld niet veranderen. Maar als je veel aandacht weet te genereren, kun je anderen inspireren, en ontstaat er een vliegwieleffect
De toren heeft op allerlei festivals gestaan, en in coronatijd op nog veel uniekere locaties: “Een militair kamp, het circuit in Zandvoort en zelfs bij Paleis Soestdijk.” Intussen is de toren uitgebreid met een podium in dezelfde stijl, de GEM Stage.
Staat het terrein van Lowlands over een paar jaar vol GEM Stages, zodat aggregaten voortaan overbodig zijn? Nee, zover is het nog niet. “Met één project kun je de wereld niet veranderen. Maar als je veel aandacht weet te genereren, kun je anderen inspireren, en ontstaat er een vliegwieleffect.” Moonen is blij dat het voortzetten van dit deel van zijn gedachtegoed – het creëren van impact met duurzame projecten die de aandacht trekken – bij Floor van Schie (nu University Lecturer) in goede handen is.
Doemscenario’s
Alle projecten van Moonen hebben een link met duurzaamheid. Maakt hij zich zorgen over de toekomst van onze leefwereld? “We moeten zeker hele grote veranderingen doorvoeren, maar ik zie eerder kansen dan problemen. Ik denk niet in doemscenario’s, zoals dat klimaatplannen een bedreiging zijn voor de economie. Volgens mij is het omgekeerde waar.”
Die positieve inslag kenmerkt Moonen – “Ik ben een rasoptimist” – en dat komt hem van pas in zijn werk. “Ik denk in oplossingen en dat maakt dat ik partijen in de bouwwereld, die van oudsher conservatief is, toch vaak meekrijg.” Hij neemt graag de positie van verbinder in, zowel in de praktijk als in de wetenschap: “Ik weet genoeg van de basisprincipes van bouwfysica, architectuur en bouwmanagement om die disciplines te kunnen samenbrengen.” Kiezen voor één specialisme doet hij liever niet: “Mijn grootste valkuil is dat ik alles leuk vind.”
Een iets kleinere valkuil is zijn chaotische inborst, maar daar heeft Moonen iets op gevonden. “Ik heb altijd ondersteuning gehad bij grote projecten.” Van collega’s zoals Angela Looymans, Monique Sanders en Monique van Gaalen, “maar bij enkele projecten ook van mijn dochter Iris Moonen, die qua studie in mijn voetsporen is getreden, maar qua georganiseerdheid echt mijn tegenpool is.”
Ander mens
Bij het feest ter ere van Moonens afscheid, begin juli, reikten studenten een speciale award aan hem uit. Hij heeft altijd evenveel voor zijn studenten willen betekenen als zijn eigen docenten in het verleden voor hem betekenden. “De lijnen tussen student en docent zijn hier in Eindhoven ontzettend kort. Dat was vroeger al zo en is nu niet anders. Dat nauwe contact is uniek, buitenlandse studenten kijken er met grote ogen naar.”
“Nieuwe eerstejaarsstudenten komen met kerst thuis als een ander mens. Niet alleen door het op kamers gaan – dat gaan ze ook steeds minder vaak – maar vooral door de eigen verantwoordelijkheid die zij hier krijgen. De ruimte ook om fouten te maken.” Samen met een student-assistent bedacht Moonen voor de faculteit eens de wervingsslogan ‘Eindhoven builds character’. “Die kreet hebben we nog op T-shirts laten drukken.”
Moonen sprak ‘zijn’ studenten niet alleen tijdens colleges, maar ook bij de Bouwkundewinkel, waarvan hij sinds 2001 begeleider was. “Ooit telde de universiteit zeven faculteiten met een eigen winkel (waar bedrijven vraagstukken kunnen laten oplossen door studenten, red.), nu bestaat alleen die van bouwkunde nog. De redding is geweest dat we erin slaagden de Bouwkundewinkel onderdeel te maken van het curriculum, zodat de financiering gegarandeerd was.”
Daarnaast stond Moonen ook aan de wieg van studententeam VirTUe, dat voortkwam uit de honorstrack Smart Cities die hij ontwikkelde.
Geitenpaadjes
Is Moonen niet bang dat de nauwe band tussen studenten en docenten zal verdwijnen nu de TU Eindhoven steeds groter wordt? “Nee, die mentaliteit verandert niet. Al vind ik wel dat er soms sprake is van overregulatie. Vroeger telde de OER (onderwijs- en examenregeling van de faculteit, red.) nog geen tien pagina’s, nu ruim over de honderd.” Als opleidingsdirecteur ging hij bij klachten altijd in gesprek met de betreffende student. “En meestal kwamen we eruit, met het belang van de student voorop. Die ‘geitenpaadjes’ zullen blijven bestaan, daar ben ik van overtuigd, ook al vraagt het misschien wat meer creativiteit om ze te vinden.”
Bouwkunde doet al vijftig jaar aan challenge-based learning
Ook het onderwijs ziet hij niet veranderen door de groei van de studentenaantallen. “Nu je online colleges kunt volgen van topwetenschappers waar ook ter wereld, komt de nadruk steeds meer te liggen op het verwerken en toepassen van de opgedane kennis. Dat kun je niet digitaal leren. En dat is precies wat we hier al tijden doen: bouwkunde doet al vijftig jaar aan challenge-based learning.”
Vleermuizen
Dat Moonen wat eerder met prepensioen gaat, is een gevolg van erg drukke jaren die hij achter de rug heeft. “Twee jaar geleden overleed volkomen onverwacht onze collega Rijk Blok en ik heb veel van zijn taken overgenomen. Intussen is er een vervanger voor hem aangesteld, maar we zoeken voor mijn groep Sustainable Structural Design wel nog een hoogleraar.”
Hoewel Moonen helemaal stopt met doceren, kruipt het bloed toch waar het niet gaan kan. “Naast de promovendi die ik blijf begeleiden, is er laatst nog een nieuwe EngD, Wesley Massij, aangesteld die ik de komende twee jaar onder mijn hoede heb. Dat is ‘vrijwilligerswerk’, maar het onderwerp is te leuk om het niet te doen.”
Dat onderwerp is natuurinclusief bouwen. “Met aandacht voor planten, vogels, insecten en vleermuizen. Met die laatste gaat het niet goed. Ze wonen vooral in spouwmuren en die worden nu vaak volgespoten met isolatiemateriaal.” Veel gemeenten plaatsen vleermuiskasten, maar die voldoen niet omdat ze in de winter veel te koud zijn, weet Moonen.
Samen met honorsstudenten bedacht hij een even pragmatische als creatieve oplossing: vleermuiskasten op transformatiekastjes. “Door de groei van het aantal laadpunten voor elektrische auto’s komen die er steeds meer.” Die elektriciteitskastjes geven warmte af, zodat de vleermuizen bij een behaaglijke temperatuur kunnen slapen. “Een vleermuiskast met vloerverwarming dus.”
Een slim, beetje gek en inspirerend idee, zoals alleen Faas Moonen dat kan bedenken én realiseren. Gelukkig kunnen zowel de TU/e als de vleermuispopulatie daar nog een tijdje van blijven profiteren.
Voorbeeldfiguren
Wie waren Faas Moonens grote voorbeelden? “Tijdens mijn studietijd was dat allereerst mijn afstudeerdocent Joop van Ploeg, een ‘houtworm’ pur sang. Daarnaast mijn ‘betonprof’ Jan Siebelink. Omdat hij zo veel oog had voor studenten. Hij schoot je altijd even aan in de gang en onthield wat je hem vertelde. Hij gaf je het gevoel dat hij je als persoon belangrijk vond, en dat voorbeeld heb ik als docent proberen te volgen.”
Tijdens zijn tijd als opleidingsdirecteur, leerde Moonen veel van Jan Westra, die destijds decaan was van de faculteit Built Environment. “Uitgaan van je eigen morele kompas bijvoorbeeld. Maar ook handige manieren om je zin te krijgen. Zoals: niet de vraag stellen als je het antwoord niet wilt horen. Begin dan gewoon met wat je wilt doen en kijk wat er gebeurt. Kwaliteit komt vanzelf bovendrijven.”
Discussie