- Onderzoek
- 02/09/2024
Profpraat | Komen we na 2030 in het donker te zitten?
Er is een plan van aanpak nodig om Nederland na 2030 op alle momenten van de dag van genoeg stroom te voorzien
Na 2030 zal er in Nederland niet genoeg stroom op alle momenten van de dag beschikbaar zijn, meldde netbeheerder TenneT eerder dit jaar in zijn jaarlijkse rapport over de leveringszekerheid van elektriciteit. Wat zal dat in de praktijk precies betekenen en kunnen we het tij nog keren? Cursor vroeg dit aan Han Slootweg, deeltijdhoogleraar Smart Grids bij de TU/e-faculteit Electrical Engineering en Chief Operating Officer (COO) van Enexis Groep.
Uit het rapport blijkt dat we rond 2030 een kantelpunt gaan krijgen. Vanaf dat moment zal er in Nederland niet genoeg stroom zijn op alle momenten van de dag en zal het verder bergafwaarts gaan als we geen actie ondernemen. Kun je uitleggen hoe dat precies komt?
“Er komen steeds meer hernieuwbare energiebronnen in ons energiesysteem, zoals zonne- en windenergie. Deze energiebronnen zijn duurzamer, maar onvoorspelbaar van aard. Je kunt ze dus – in tegenstelling tot energie opgewekt met kolen en gas - minder makkelijk beïnvloeden of sturen. Vaak heb je genoeg duurzame energie om Nederland draaiende te houden. Maar er zijn momenten dat het niet lukt, omdat het windstil is of wanneer er grote wolken voor de zon zitten. Je zou dit kunnen oplossen door elektriciteitsoverschot op te slaan, maar dat is - technisch én economisch - heel lastig.
De tekorten aan duurzame energie kunnen we nu nog compenseren met elektriciteitscentrales. Maar naarmate we steeds meer zonnepanelen en windmolens gaan neerzetten, zullen er steeds minder afzeturen voor die centrales overblijven, zodat het financieel lastig wordt om nieuwe te bouwen. Ondertussen worden de bestaande centrales ouder en vroeg of laat houden ze ermee op, dus we zullen steeds minder centrales hebben.
Dat zal rond 2030 tot momenten leiden waarop de zon en de wind niet genoeg energie gaan opleveren, terwijl er ook niet meer genoeg centrales zullen zijn om met gas en kolen te voorzien in de energiebehoefte. En als we niet oppassen, zal dat probleem steeds erger worden. Het is een effect dat zich niet vanzelf oplost.”
Wie zal hierdoor het meeste geraakt worden?
“Nou, dat is natuurlijk een politieke kwestie. We hebben dit eerder gezien toen Rusland stopte met gas leveren. Toen hadden wij te weinig gas en kreeg je een discussie over vragen zoals: wie heeft hier nou prioriteit? En wie moet stoppen met gas verbruiken als de nood echt aan de man is? Ik denk dat we dat soort discussies ook voor elektriciteit gaan krijgen. En dat we dan misschien zeggen, het ziekenhuis zal toch wel elektriciteit moeten houden. En bepaalde bedrijven moeten dan misschien juist even zonder. Hoe belangrijk is bijvoorbeeld een casino? Die moet dan misschien even van het net af. Uiteindelijk is dit een gesprek dat wij in de samenleving met elkaar moeten voeren. En dat gaat geen makkelijk gesprek worden.”
Je hebt het over bedrijven. Gewone mensen hoeven zich voorlopig dus nog geen zorgen te maken dat ze (een deel van de dag) zonder elektriciteit komen te zitten?
“Het zal in de eerste instantie om grootverbruikers en bedrijven gaan, dus het zal niet direct huishoudens raken. Wat mensen ervan gaan merken is misschien dat de elektriciteit duurder wordt. Een belangrijk punt is dat heel veel mensen nu nog een vast tarief hebben. Maar door al deze ontwikkelingen moeten we misschien steeds meer naar flexibele tarieven toe, want uiteindelijk is je energieprijs een afspiegeling van hoeveel energie er beschikbaar is op dat moment. Daarnaast kan dat voor de gebruiker een belangrijke incentive zijn om anders om te gaan met energie. Zo kan iemand met een elektrische auto ineens bedenken: ik ga hem nu maar even niet opladen, want dat is te duur. Of: als ik mijn wasmachine aan wil zetten, dan kan ik beter nog tweeënhalf uur wachten, want ik zie dat de stroom dan weer goedkoper is.
Het zou dus best kunnen dat de consument de prijsbewegingen in het systeem beter gaat voelen en dat deze steeds meer naar de consument doorvertaald zullen gaan worden, zodat die er rekening mee kan houden.”
Kunnen we het tij nog keren? En zo ja, wie moet dat doen en hoe?
“Technisch kan er heel veel. Je kunt oude centrales langer openhouden. Dat kost dan wat geld, maar misschien kost een grote storing wel veel meer geld, dus dat moet je tegen elkaar afwegen. In sommige landen wordt aan centrales ook een vergoeding uitgekeerd voor beschikbaarheid. Je geeft ze dus niet alleen geld als ze elektriciteit maken, maar ook omdat die centrale er is en je die dus kunt gebruiken als dat nodig is.
Maar hier ligt een soort filosofische vraag aan ten grondslag. Sommige mensen zeggen: dit is gewoon de markt van vraag en aanbod. Als de stroomprijzen heel hoog worden, dan zal er wel iemand geïnteresseerd zijn om een centrale te bouwen. Maar als het uiteindelijk duurder is om een centrale te bouwen dan om de mensen in het donker te zetten, dan moeten we de mensen maar in het donker zetten. Dat is de economische redenering, maar ik vraag me af: gaat die nou altijd op in het energiesysteem? Ik ben persoonlijk van mening dat de overheid zich hier actiever zou moeten opstellen. En dat er technischer gekeken moet worden naar de vraag: hoe houden wij het licht in Nederland aan? Wat is er precies nodig aan windmolens, zonnepanelen, accubatterijen en - voor mijn part - aan kerncentrales? Daar moeten we met z'n allen over praten.
Dan is er vervolgens de vraag: hoe maken wij regels, zodat het systeem tot stand komt? In Den Haag wordt eigenlijk andersom geredeneerd. Wij maken eerst allemaal regels die politiek wenselijk zijn of die economisch kloppen en dan hopen we maar dat die regels ook tot een oplossing van het probleem zullen leiden. Ik zou liever aan de andere kant beginnen met de vraag: hoe ziet dit er nou technisch verstandig uit? Dan pas kun je regels opstellen om er ook daadwerkelijk naartoe te bewegen.”
Wat zie je als het grootste struikelblok als het gaat om het creëren van effectieve oplossingen?
“Het schip van de theorie wordt gekeerd door de wal van de werkelijkheid. We hebben het nu over het energieaanbod, maar je hebt natuurlijk ook nog de vraag: krijg ik die energie uiteindelijk bij de klant? Want ik kan wel elektriciteit hebben, maar wij hebben nu veel te weinig netcapaciteit. En als het net overbelast is waardoor je die energie niet kunt leveren, dan heb je er nog niks aan.
We hebben allerlei regels gemaakt over hoe netbeheerders zouden moeten werken; dat is allemaal theoretisch goed bedacht. Maar in de praktijk zitten we met een elektriciteitsnet dat veel te krap is. Gelukkig zien we wel dat er langzaam dingen in beweging komen. Er hoeft maar één keer een probleem te zijn waar iedereen last van heeft, en dan zie je wel een andere dynamiek ontstaan.”
Durf je optimistisch te zijn als het om de toekomst gaat?
“Uiteindelijk zijn we er zelf bij, hebben we allemaal ons gezond verstand en gaan we natuurlijk niet als een soort dolle stier op de afgrond af die we al aan zien komen - daar zijn we met z'n allen gelukkig iets te slim en te verstandig voor. Maar mijn zorg is: treedt dat gezonde verstand op tijd in werking? Bij de elektriciteitsnetten is dat helaas niet gebeurd. Er is nu een hoop gezond verstand, maar het komt te laat. Dat had ik graag vier jaar geleden gezien. Ik hoop dus dat wij daar ook van leren en dat we op tijd kunnen ingrijpen. En op tijd betekent nu.”
Stel dat het niet op tijd lukt. Moeten we ons echt zorgen maken?
“Het kan gebeuren dat een bedrijf vijf keer per jaar een hele dag uit moet, omdat er geen stroom meer is. Dan pak je de ene keer het ene bedrijf, de andere keer het andere bedrijf. En natuurlijk vindt niemand dat leuk en wil je dat voorkomen als het kan. Maar ondertussen zijn er natuurlijk nog gebieden in de wereld waar ze veel grotere problemen hebben. Dus we moeten ook niet doen alsof de wereld vergaat of dat we allemaal terugkeren naar het stenen tijdperk, want dat is natuurlijk gewoon niet het geval.
Ik probeer mijn blik altijd te verbreden en dan bedenk ik: zo slecht hebben we het hier nog niet. En we hebben ook genoeg mensen, middelen en mogelijkheden om het - misschien met enige vertraging of iets minder optimaal – gewoon toch weer de goede kant op te bewegen. Laten we dus gewoon optimistisch blijven, maar ook eraan werken. Ongeremd optimisme zonder actie lijkt me heel onverstandig. Het kan gewoon, maar we moeten het ook wel echt gaan doen.”
Hoe kijk je naar deze uitdaging vanuit je dubbelrol als COO bij Enexis en hoogleraar bij de TU/e?
“Wat ik persoonlijk heel leuk vind, is dat ik er op die manier zowel in de theorie als in de praktijk aan kan werken. Op de TU/e werk ik vooral aan theoretische vernieuwingen en ontwikkelingen op de langere termijn; bij Enexis probeer ik op een veel kortere termijn mijn bijdrage aan het geheel te leveren. Die twee dingen grijpen volgens mij heel mooi in elkaar. Ik vind het echt een voorrecht dat ik vanuit verschillende perspectieven zelf bijdrage aan die koers kan leveren.”
Discussie