Voor een fossielvrije toekomst is de fossiele industrie niet nodig

"Zonne-energie en windmolens zijn er niet gekomen door energiemaatschappijen en elektrische auto's niet door de klassieke auto-industrie"

Hoogleraar Richard van de Sanden vindt dat we de focus verkeerd leggen als het gaat om (stoppen met) fossiel. De wetenschappelijk directeur van EIRES, hoogleraar bij de faculteit Technische Natuurkunde en onderzoeksgroepsleider bij DIFFER zegt dat we opnieuw moeten bepalen wat voor land we willen zijn. “We zullen andere keuzes moeten maken qua industrie maar we hebben de fossiele industrie niet nodig om van fossiel af te komen. Dat is een misvatting die afleidt van de juiste discussie.”

Wat zijn fossiele projecten precies? Hoe ver ga je in die definitie, want fossiel zit bijna in alles om ons heen, zo geeft ook Van de Sanden aan. Daarmee begint de discussie meteen scherp: “We kunnen fossiel nu nog niet uit ons leven bannen. Fossiele componenten zijn overal: in onze bureaustoelen, in onze auto’s, in onze verf. Maar dat wil niet zeggen dat we de fossiele industrie nodig hebben om te stoppen met fossiel. Dat zijn twee heel verschillende dingen die vaak worden samengevoegd en daarom hebben we steeds de verkeerde discussie, in mijn opinie.” Van de Sanden vindt dat het niet de vraag moet zijn of we kunnen stoppen met fossiel, maar waar we naartoe gaan en hoe.

Opnieuw bepalen wat voor land we willen zijn

“Er is al consensus over fossiel: daar gaan we vanaf. Maar waar gaan we naartoe en welke industrie heeft Nederland dan in de toekomst? Hoe gaat Nederland in de toekomst zijn geld verdienen? Neem slachthuizen, kassen en distributiecentra, dat zijn takken die we niet meer willen. Veel van onze energie intensieve industrie hebben we vooral vanwege het (eens) goedkope gas, en dat geldt voor meer sectoren zoals de tuinbouw. Als groene elektriciteit, die grotendeels decentraal wordt opgewekt, een grote rol gaat spelen in ons energieaanbod moet je nadenken welke industrie en andere bedrijvigheid daarbij passen.”

Je ziet de decentrale energie-infrastructuur bijvoorbeeld al in energieopwekking via zonnepanelen bij individuele huishoudens en bedrijven. Nu nog de omslag maken aan de gebruikerskant: overgaan naar decentrale gebruiksunits

Richard van de Sanden
TU/e-hoogleraar

“Ik denk in ieder geval dat we veel meer naar een decentrale energie-infrastructuur gaan. Dat zie je bijvoorbeeld al rond zonne-energie waarbij huishoudens zelf zonnepanelen hebben op het dak. Nu nog de omslag maken aan de gebruikerskant: van centrale energieopwekking naar decentrale gebruiksunits”, zo is Van de Sanden overtuigd.

Hij doelt dan niet per se op dat iedereen een thuisbatterij moet aanschaffen om die elektriciteit op te slaan. Onlangs was nog in het nieuws dat die eigenlijk (nog) niet rendabel zijn binnen hun levensduur en relatief weinig energie kunnen opslaan. “Maar er zijn andere stappen die wel goed kunnen. In de zomer zonne-energie laten omzetten in synthetische gas uit groene elektriciteit - afgevangen CO2 en water - en deze opslaan voor het gebruik in de winter, waarbij warmte en elektriciteit weer vrijkomen.” De apparaten die daarvoor nodig zijn, zijn kleiner en modulair. Vermenigvuldiging van dit soort apparaten kunnen een productie op grote schaal voor elkaar krijgen, vergelijkbaar met wat je ziet voor zonne- en windenergie.

Minder export

“Als we kijken naar Nederland zijn onze grootste assets de Rotterdamse haven en de wind op zee, evenals de toegang tot het Europese achterland waar veel producten nodig zijn”, legt Van de Sanden uit. “Nu zijn we nog erg op de bulkchemie gericht, waarbij we bijvoorbeeld veel grondstoffen produceren zoals polymeren voor matrassen. We produceren ook veel voor de export. Dit gebeurt veelal op centrale plekken, denk aan Chemelot in Geleen en de Rotterdamse haven. Ik denk dat we ons in de toekomst veel meer gaan richten op veel hoogwaardigere productie en veel decentraler, gekoppeld aan waar de groene elektriciteit en andere grondstoffen voorhanden zijn.”

“Maar die omslag gaat de chemische sector niet maken, noch de fossiele industrie”, denkt hij. "Gebruik van zonne-energie en windmolens zijn niet gekomen door energiemaatschappijen, de elektrische auto niet door de klassieke auto-industrie en nieuwe typen batterijen niet door de conventionele batterijenfabrieken. De nieuwe chemische industrie zal veel decentraler produceren", zo verwacht hij.

"De nieuwkomers, die veel kleinschaliger en modulair werken, draaien misschien wel jaren negatief maar zij weten dat dit de toekomst en dus op de langere termijn de juiste markt is. Als er overigens ergens geen tekort aan is, is het geld.”

Ik denk dat we ons in de toekomst veel meer gaan richten op veel hoogwaardigere productie en veel decentraler, gekoppeld aan waar de groene elektriciteit en andere grondstoffen voorhanden zijn

Richard van de Sanden
TU/e-hoogleraar
Hoe maak je synthetisch gas?

Het idee is simpel. In de zomer maak je met behulp van groene elektriciteit, afgevangen CO2 en water, synthetisch methaangas (ons aardgas is natuurlijk methaangas). Dit synthetische gas kun je via het gasnet opslaan in grote cavernes die we nu ook gebruiken om onze wintervoorraad aan te leggen. In de winter gebruik je het synthetische gas weer om warmte en elektriciteit te maken via bijvoorbeeld een brandstofcel, warmtekrachtkoppeling en een warmtenet. Dit zou met kleine modulaire units kunnen worden gerealiseerd, op een schaal van bijvoorbeeld een aantal huizen of een wijk. "Deze decentrale oplossingen zou een aantal problemen waar we nu tegen aan lopen, zoals netcongestie kunnen oplossen, omdat alles lokaal wordt geregeld. Deze gedachte van lokale energiehubs begint steeds meer support te krijgen”, zegt Van de Sanden.

Fossiele subsidies stoppen

Van de Sanden vindt dat we niet teveel in het verleden moeten blijven hangen. “Als we nooit aan fossiel waren begonnen, en we hier dus alles qua fossiel uit de kamer (zijn kantoor, red) moesten halen bleef er niets over. De papierindustrie, de cementindustrie, plastic, ze hebben allemaal nu nog fossiele energie nodig of hebben fossiel nodig als grondstof.”

Maar hoe zit het dan met het stoppen met fossiele subsidies om het in ieder geval niet meer te stimuleren, en bijvoorbeeld dat geld te geven aan duurzame decentrale projecten? “Los van dat het beleid het niet toestaat de subsidies nu direct te stoppen, dat moet op Europees niveau, verplaatsen we dan eigenlijk het probleem. Stel dat we het in Nederland nu vandaag afschaffen, gaan die bedrijven verder in landen waar ze de kortingen nog wel krijgen. Dan is de situatie hier misschien een stuk groener maar elders viezer.”

Bij het stoppen met fossiel maakt Van de Sanden zich overigens weinig druk over eventueel banenverlies. “Het verlies van banen kan gecompenseerd worden door de nieuwe banen die ontstaan horend bij de nieuwe industrie, maar dat moeten we dan wel opzetten. Dus daar moeten we wel goed naar kijken: als onze industrie er in de toekomst heel anders uitziet, hoe zorgen we ervoor dat al deze mensen alsnog een baan kunnen hebben?”

Europees samenwerken

Van de Sanden is graag bezig met hoe je het concreet beter maakt in de toekomst en minder met de fossiele subsidies omdat hij dat niet het belangrijkste punt vindt in de discussie. “Natuurlijk, wat je kunt afschaffen moet je afschaffen, veel subsidies leiden ertoe dat je bepaalde bedrijven hier hebt. Die subsidies helpen vooral de bulk chemie die door goedkoper gemaakte fossiele energie de grondstoffen maakt waar veel minder marge op zit dan op de hoogwaardige eindproducten, vandaar de subsidies.”

Je kunt je afvragen of we in de toekomst zowel ijzererts als waterstof moeten gaan verslepen, of dat we Europese afspraken met bijvoorbeeld Zweden maken over staalproductie daar

Richard van de Sanden
TU/e-hoogleraar

Van de Sanden ziet wel wat in Europese samenwerking om op die manier de nodige industrie te verdelen en op logische plaatsen te zetten in plaats van op plekken waar de belastingen gunstig zijn. “Neem bijvoorbeeld Tata, daar maken ze staal waarbij de echte waarde de uitzonderlijke staalsoorten betreffen die ze daar maken. Alles kan daar meteen heet gewalst worden in die fabriek door een goede integratie. Maar je kunt je afvragen of we in de toekomst zowel ijzererts als waterstof moeten gaan verslepen, of dat we Europese afspraken met bijvoorbeeld Zweden maken over staalproductie daar. Er is daar veel hydro-energie en waterstofproductie en je vindt er ook ijzererts, dus misschien kun je beter daar staal maken en er afspraken over maken, dat zal economisch rendabeler zijn.

Just transition

Met ‘niet te veel in het verleden blijven hangen’ bedoelt Van de Sanden overigens niet dat we geen oog moeten hebben voor de schade die door de fossiele industrie is aangericht, bijvoorbeeld in het Mondiale Zuiden. “Het is een andere discussie ernaast. Natuurlijk is een just transition heel belangrijk. Dat is juist een voorwaarde. Als we dat niet goed doen, zal er enkel meer onrust komen. Ik bedoel met het verleden meer de dingen die je om je heen ziet en al gemaakt zijn met behulp van goedkope energie. De CO2 zit al in de lucht, de spullen zijn al geproduceerd. Maar we kunnen het in de toekomst wel beter doen. Er komt bijvoorbeeld een nieuw windmolenpark in Namibië. Dan kun je kiezen om mensen van hier daar tewerk te stellen, of locals op te leiden. Dat laatste is natuurlijk beter voor dat land.”

Energie-industrie van de toekomst

“Het belangrijkste punt is dat de fossiele industrie nu centraal georganiseerd is en dat is achterhaald, dus als ze niet bewegen zijn ze in mijn ogen weg. Ik zie veel meer ruimte voor veel kleinere chemische complexen, misschien zelfs geïntegreerd in bebouwde omgeving”, zo denkt hij hardop. “Het pad van opwekken is al decentraler. Nu moet ook de vraag op die manier georganiseerd worden. Ook om de netcongestie op te lossen.”

“In principe is alles er dus om een start te maken maar nu moeten we het nog inzetten en een manier bedenken hoe we het het beste kunnen vermenigvuldigen. Daarbij is standaardisatie super belangrijk om echt snelheid te kunnen maken in deze zogenaamde modulaire aanpak”, weet Van de Sanden.

Standaardisatie is super belangrijk om echt snelheid te kunnen maken in deze zogenaamde modulaire aanpak. Dat bepaalt veel voor je opschaling en dus of je het snel breed kunt implementeren en snel goedkoop kunt krijgen

Richard van de Sanden
TU/e-hoogleraar

“Neem windmolens die steeds groter worden. Toeleveranciers en onderhouders moeten zich daar steeds weer aan aanpassen en dat kost tijd en geld. Bij zonnepanelen is dat proces al uitgekristalliseerd: men gebruikt 60 centimeter bij 120 centimeter cellen en 15 centimeter bij 15 centimeter cellen. Voor de decentrale chemie die platformmoleculen maakt hebben we nog niet zo’n units. We moeten de schaalbare unit nog bepalen: is dat 1 megawatt, dan hebben we in de gebouwde omgeving per decentrale unit 300 huizen nodig. Wordt de unit 10 megawatt, dan hebben we 3000 huizen nodig. Dat bepaalt veel voor je opschaling en dus of je het snel breed kunt implementeren en snel goedkoop kunt krijgen.”

Fossiele bedrijven niet nodig voor een schone toekomst

Van de Sanden: “De fossiele ketens hebben we nu nog nodig, maar om de ketens te veranderen moeten we onze aandacht nu juist op een nieuwe en betere toekomst richten. Ik zit in verschillende adviescommissies en ik hoor decentraliteit gelukkig steeds meer op de (politieke) agenda’s komen.”

Hij kan zich wel voorstellen waarom het toch vooral kleine partijen in de productie van onze materialen en chemicaliën zijn die uiteindelijk de weg uit fossiel leiden. “De belangen van de oude en nieuwe bedrijven zijn anders en daarom gaat het vaak in een parallelle ontwikkeling zoals bij dit. Geroep a la ‘we hebben de fossiele industrie nodig om tot een duurzame toekomst te komen’ betwijfel ik dus. Nu stoppen is een utopie, maar je hebt ze waarschijnlijk niet per se nodig om te komen tot een fossielvrije productie van bijvoorbeeld synthetische brandstoffen.”

Deel dit artikel